20
mij ten zeerste bedroefd heeft. Al moogt
Gij nog uit tien Elfsteden-wedstrijden als
overwinnaar naar voren komen, nimmer
zal de blaam van onsportiviteit, welke
U geheel door eigen schuld op Uw naam
geworpen hebt, daarvan volkomen ver
dwijnen. Hoogachtend, J.T.M. Hepkema,
Leeuwarden 3 januari 1948."
Het was maar goed dat er in 1948 geen
Elfstedentocht werd gehouden. De chaos
in het bestuur en de negatieve publiciteit
hadden voor een sfeer gezorgd waarin nie
mand meer vertrouwen had in de organi
satorische capaciteiten van de Elfsteden-
vereniging. Toen pas in 1954 een nieuwe
tocht kon worden uitgeschreven, was de
vereniging alweer drie voorzitters verder
en was de echo van het generatieconflict
tussen vader en zoon Hepkema nauwe
lijks meer hoorbaar', (einde citaat AD
Sportwereld)
Het is opmerkelijk dat Jaap Hepkema in
zijn memoires deze door hem ondernomen
actie niet beschrijft, terwijl de Elfsteden
tocht wel onderwerp van zijn herinnerin
gen is: "Wanneer komen die XI-Steden-
kruisjes nu eindelijk eens? Waardeloze
troep daar in Friesland!" Deze vraag is
mij weet ik hoe vaak gesteld in Leiden
door vooral ouderejaars, die aan de toch
ten van 1940, '41 en '42 hadden deelgeno
men. Het duurde soms ook meer dan een
jaar met die kruisjes. Mijn vader kon nooit
iets afmaken. Om die reden kreeg hij ook
al jaren geen faillissementen ter behan
deling toebedeeld door de Rechtbank. Ook
kritiek op fouten in de organisatie van die
tochten kreeg ik naar mijn hoofd. Ik vond
dat knap vervelend en schaamde mij dan
voor de organisatoren en de Friezen. Ook
in de kranten was nogal veel kritiek. Mijn
vader kon helemaal niet tegen kritiek en
zocht dan steun bij mijn moeder en mij,
maar wij waren het meestal eens met de
kranten. De XI-Steden was vaak een bron
van korzelige discussies in huis.'
Trap na
'Tot en met de tocht van 1933 ging alles
goed, maar toen in de 40-er jaren de deel
nemersaantallen in de duizenden liepen,
ging er nogal eens wat mis. Oorzaak was,
dat mijn vader vrijwel alles zelf wilde
doen en pas met organiseren begon, als
de tocht werd uitgeschreven. Dan werd
het vaak improviseren. "Als jullie het dan
zoveel beter weten, dan moeten jullie die
tocht voortaan maar organiseren." En
dat gebeurde ook in andere zin. Tijdens
mijn onderduiktijd had ik de organisatie
in details uitgedacht en opgeschreven.
Ik wist er iets meer van dan een gewoon
mens, omdat ik de tocht van '42 had afge
wikkeld.' Zo is Jacob ook de uitvinder van
het nieuwe pijlbord, waarmee de organi
satie heel snel de route kon markeren.
"Voordien moesten gaten in het ijs wor
den gehakt om richtingborden op te zet
ten en dat duurde te lang. Verkeerd rijden
door de koplopers, zoals bij vorige tochten
wel voorkwam, was dankzij zo'n 100 van
die nieuwe borden verleden tijd. Op een
avond eind '46 belde mijn moeder mij in
Leiden op: "Je moet zo gauw mogelijk
thuiskomen om papa te helpen. Er zit een
XI-Stedentocht in de lucht en hij kan het
niet meer aan." (de gevolgen van zijn dif
teritis werden steeds erger). De tocht van
1947 is toen vrijwel geheel volgens mijn
draaiboek georganiseerd (en soms ook nog
verscheidene tochten erna), maar door
de zware omstandigheden was er zoveel
fraude gepleegd - wedstrijdrijders die
oplegden en tochtrijders die allerlei ver
voermiddelen gebruikten - dat de commo
tie daarover alles overheerste. Over het
geslaagde organisatorische verloop van
de tocht sprak niemand meer. Over de
wijze waarop de fraudeurs moesten wor
den aangepakt kreeg ik onenigheid met
het bestuur (na mijn vaders dood) en ik
werd afgedankt. Ook zat er dit tussen, dat
men zich wilde distantiëren van de naam
Hepkema, waar een 'fout' luchtje aan zat.
Zolang mijn vader leefde zeiden ze niets,
maar na zijn dood hebben ze hem nog een
trap in zijn graf nagegeven. Het waren
mannetjes. Met de XI-Steden heb ik me
nooit meer bemoeid. Tot mijn achttiende
was ik een goede schaatsenrijder.
Toen kreeg ik last van doorgezakte voe
ten en moest ik steunzolen dragen. Daar
mee kun je niet schaatsen. Bij de tochten
van '41 en '42 waren heel wat van mijn
Leidse clubgenoten bij ons ingekwartierd,
die meededen, maar ik kon alleen toekij
ken. Dat was wel triest.'
In het meinummer zal het gaan over de rol
van Jaaps vader in de oorlogsjaren en dan met
name over de perszuivering. We zullen zien dat
Jaap zijn vader in bescherming nam en verde
digde.
Elfstedentocht 1940. Inschrijving ten kantore van Mr. M.E. Hepkema. Van links naar
rechts: Mr. M.E. Hepkema, Lo Gereke, A. Dalhuysen, L. Kijlstra, K.T. Anema