Dieren in de Romeinse tijd en de vroege Middeleeuwen op de Oldehoveterp te Leeuwarden Li ca»; 19 Wietske Prummel In 2005 en 2006 werd op de terp van de Oldehove een opgraving uitgevoerd voor afgaand aan de bouw van een parkeerga rage. Bij dit archeologisch onderzoek wer den sporen van boerderijen aangetroffen die hier in de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen hebben gestaan. Bij de opgraving kwamen onder meer grote hoe veelheden goed bewaard gebleven dieren- botten te voorschijn. Deze zijn in de afge lopen jaren op het Groninger Instituut voor Archeologie van de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht. In 2010 werd een deel van dit botma- teriaal tentoongesteld op een tentoonstel ling over de opgraving in het Historisch Centrum Leeuwarden. Op 22 september 2010 gaf ik een lezing in het Historisch Centrum Leeuwarden over de dieren van de Oldehove-terp. Een weerslag hiervan vindt u in deze bijdrage. De archeozoölogie, het onderzoek aan resten van dieren uit archeologische opgravingen, heeft als doel van alles te In 2008 verscheen het boek Een terp op de schop. Archeologisch onderzoek op het Oldehoofsterkerkhof te Leeuwarden onder redactie van Juke Dijkstra en Johan Nicolay. Hierin ontbreekt het verhaal over de dieren op de terp. Dat verhaal kan inmiddels verteld worden. Detail van een horenloos rund uit een van de Burmaniaterpen in Ferwerd. Op de plaats van de horen is de schedel gewelfd. Soms zit er wel een klein knobbeltje Foto: Groninger Instituut voor Archeologie van de Rijksuniversiteit Groningen weten te komen over de relatie tussen mens en dier in het verleden. Vragen die de archeozoöloog probeert te beantwoor den zijn: welke dieren had men als huis dier, hoe oud werden de dieren, hield men de dieren voor het vlees, de melk, de wol of als trekdier, welke wilde dieren leefden rond een woonplaats en welke dieren wer den gejaagd en gevangen. Voor dit onderzoek is een vergelijkings collectie van recente skeletten nodig. Het Groninger Instituut voor Archeologie van de Rijksuniversiteit Groningen bezit een uitgebreide vergelijkingscollectie van ske letten en schelpen. Wie wil weten welke dieren in deze collectie aanwezig zijn, kan terecht op: http:\ www.rug.nl \let archaeozoology. Ruim 600 opgegraven resten van dieren komen uit de Romeinse tijd (ca. 0-300/350 na Chr.), waarvan 518 op diersoort kon den worden gedetermineerd. Ruim 2000 dierlijke resten stammen uit de vroege middeleeuwen (ca. 450-900 na Chr.). Hiervan konden 1620 op soort worden gebracht. Hoewel deze aantallen niet erg groot lijken, is het toch mogelijk voor beide perioden vragen zoals hierboven gesteld te beantwoorden en een vergelijking tus sen beide perioden te maken. Deze resten komen uit het handverzamelde materiaal. Daarnaast zijn sporen van beide perioden uitgezeefd op resten van kleine dieren. Dit leverde een aanvulling op het aantal aangetoonde vissoorten op. De bewoners leefden in de onderzochte perioden op een terp die ze zelf hadden opgeworpen in een gebied met kwelders en prielen. De kwelders boden geschikte weidegronden voor vee. Aan de wadkant, op de kwelders en in de prielen konden vogels en vissen worden gevangen. Vooral huisdieren in de Romeinse tijd Vrijwel alle resten uit de Romeinse tijd (99%) komen van (landbouw)huisdieren. Runderen waren de belangrijkste huisdie ren: 58% van de gedetermineerde resten zijn runderbotten. Een deel van de runde ren werd als pasgeboren of zeer jong kalf geslacht, een ander deel op hogere leeftij den. Dit slachtleefpatroon geeft aan dat runderen voor hun melk, vlees, huiden en voor het leveren van trekkracht werden gehouden. De runderen hadden schoft- hoogten tussen 104 en 117 cm en waren dus betrekkelijk klein, zoals normaal is voor runderen uit de terpen. Op de tweede plaats (35%) kwamen de schapen, die voor het vlees, de wol en de huiden werden gehouden. Geiten zijn niet aangetoond. Varkens, paarden, honden, katten en kippen werden in kleine aan tallen gehouden. De kat en de kip, die overigens elk maar door één bot zijn ver tegenwoordigd, behoorden tot de vroegste individuen van deze soorten in Noord- Nederland. De Romeinen voerden in de eerste eeuw na Christus de kat en de kip namelijk in Nederland in. Naast deze resten van huisdieren zijn er enkele resten van wilde dieren in sporen uit de Romeinse tijd aangetroffen. Voor een fragment van een vleugelbot van een gans was het niet mogelijk vast te stel len of het van een tamme gans of van een (wilde) grauwe gans kwam. In de zeefmonsters zijn botjes aange troffen van bot, schol en/of schar. Deze platvissoorten zijn in het skelet moeilijk te scheiden. De visresten wijzen erop dat er in de Romeinse tijd werd gevist. De zeefmonsters leverden ook botjes van een pad of een kikker, schelpfragmentjes van een kokkelsoort, nonnetjes en wadslakjes en een cocon van een onbekende insecten-

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2011 | | pagina 21