13 Claes Bockes Balck c.s. uit het spel 'Hwet jimmer bliuwt', opgevoerd in de Prinsentuin den opgedroogd. Wij kennen de kleedij der Friezen in de 16e eeuw vrij goed en hebben kunnen constateren dat de Frie zen vrijwel gelijk gekleed gingen aan de Zuid-Nederlanders en bij hen hebben we materiaal voor het grijpen. We hopen nu maar dat ons vermoeden juist is en dat de Friezen er ongeveer net zoo uitgezien hebben.' Wassenberg zou Wassenberg niet zijn geweest als hij niet een uitgebreid exposé zou geven over de banieren van de moe derkerk, dag en nacht, zomer en winter, Schieringers en Vetkopers, leden van het gilde en beunhazen, adellijk en niet adel lijk, man en vrouw, Fries of Hollands om uiteindelijk uit te komen bij de symboliek van de kleuren. Groen is hoop, hoop op de beantwoording van de liefde, kleur van de toekomst, van de jeugd, van verliefdheid. Rood, de kleur van het bloed werd harts tocht en liefde en blauw van de trouw. Bij de kostumering moet met deze symboliek rekening worden gehouden, want naast de symboliek geven de kleuren ook vaak de stand en waardigheid van de drager aan, zoals dat in de katholieke kerk nog het geval is. Vervolgens putte Wassenberg uit De herfsttij der Middeleeuwen van profes sor Huizinga: 'het zwart, vooral in fluweel gebruikt, vertegenwoordigt ontegenzeg gelijk de trotse sombere praal, die de tijd bemint, de hoogmoedige afstand van het vrolijk bonte, dat alom schatert. De gewo ne kleding maakt reeds veel gebruik van zwart, grijs en paars. Wat in de feest- en staatsiekleding in de eerste plaats treft, is het overheersen van rood. Intochten zijn dikwijls geheel in het rood uitgemonsterd. Daarnaast bekleedt het wit als uniforme feestkleur een grote plaats. In de neven schikking van kleuren wordt iedere com binatie geduld: rood-blauw, blauw-violet komen voor. Opmerkelijk is dat als hoofd kleur voor de dos het zwart en het violet veel groter plaats innemen dan het groen en blauw, terwijl geel en bruin geheel ontbreken. Met de bewondering voor wat schittert, staat ook de versiering van de kledij in verband, grote edelstenen, linten en strikken. Om die schittering nog met geklink te verhogen draagt men schelle tjes of muntstukken.' Hierna liet Wassenberg als voorbeeld afbeeldingen zien van schilderijen van Vlaamse primitieven die om en nabij 1435 geschilderd werden. Politievoorschriften Om de orde te handhaven en een en ander goed te doen verlopen kwam de commis saris van politie voor het publiek met een aantal voorschriften en raadgevingen. Om in het taalgebruik van die tijd te blijven: 'Het meelopen met de optochten is ten strengste verboden, evenals het plaatsen in de straten of aan de toegangen van de straten waardoor of waarlangs de optocht plaats vindt van vrachtauto's, luxe auto's, wagens en andere voorwerpen waarop het publiek kan plaatsnemen om de optocht gade te slaan.' Fietsen mocht je niet onbeheerd en hin derlijk op staat laten staan en met de fiets mocht je je niet tussen een opeenhoping van mensen begeven; dat was hinderlijk en gevaarlijk. Zij die van buiten de stad kwamen, moesten hun fiets in de stallin gen aan de buitenkant van de stad plaat sen. 'Kinderen en ouden van dagen laat men bij het passeren van optochten zooveel mogelijk in de voorste rijen staan. Bij gedrang dreigt voor hen het grootste gevaar. Geef hun als het kan in huis een goede plaats voor de ramen. Kleine kin deren stuurt men niet alleen in volks menigten.' Aan niet- ingezetenen van Leeuwarden werd geen vergunning voor straatmuziek gegeven en straatvertonin gen waren helemaal verboden. Verder vroeg de politie de medewerking van de inwoners om de overal aangebrachte ver sieringen te beschermen tegen vernielin gen. De laatste raadgeving: 'Past op voor zakkenrollers!' LcOVflLT^i4)t»k

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2011 | | pagina 15