LiC0Vac^t^i»2
17
De Kelders in 1884 gezien vanaf de Brol. Midden links het pand waar vader Cohen zijn winkel had
Zelle, de latere Mata Hari. Cohen herin
nert zich nog hoe de Hollandse generaal
MacLeod naar Leeuwarden kwam om het
garnizoen te inspecteren. Op weg van de
Prins Frederikkazerne naar het Zaailand
reed de generaal met zijn gevolg over de
Kelders. Adam Zelle zal op zijn karakte
ristieke wijze - nonchalant staand voor
zijn winkel, duimen in de armgaten van
zijn vest - de stoet hebben gadegeslagen,
onwetend van het feit dat het neefje van
de generaal, de latere kapitein Rudolph
MacLeod in 1895 met zijn dochter zal
trouwen en zijn schoonzoon zou worden,
gniffelt Cohen in zijn memoires.
Straatfiguren
Ondanks de strenge controle van zijn
vader, greep de jonge Cohen iedere kans
om op straat te spelen en met vrienden
de kwajongen uit te hangen. Bij hun toch-
ten door de stad moesten bekende, rond
zwervende straatfiguren het soms ont
gelden, zoals de man die Kop-en-Lippen
werd genoemd. Cohen: 'Kop-en-Lippen
was een van Leeuwardens straatfiguren,
een gedrochtelijke stakker, die wij, kwa
jongens, niet met rust konden laten, die
wij naliepen, en uitjouwden, zoals wij dit
deden met Sjikkere Tol, met het Kiepe-
jeudsje, met Doze-Marie, met Napolejon
de scharenslijper. Maar die Nepolejon
was niet mak! Hij kon drommels hard
lopen op zijn bloedrood-geverfde, met de
sprekend lijkende afbeeldsels van een
schaar en een scheermes geïllustreerde
klompen, waarvan hij er, als hij dicht
genoeg bij zijn belagers gekomen was,
één uitschopte en naar hen toeslingerde.
En als hij een van ons te pakken kreeg,
wat meer dan eens gebeurde, dan ran
selde hij hem, onder het uitstoten van
vloeken en verwensingen in onberis
pelijk Engels, zó ongenadig af, dat het
de patiënt lang heugde en hem de lust
om Nepolejon de schereslieper te pesten
voor geruime tijd deed vergaan.'
Boekenkist
Op de lagere school, bij meester Rooker
op Bij de Put, wil Cohen alleen datgene
leren wat hem interesseert. Geschiede
nislessen over de graven van Holland
of de koningen van Rome kunnen hem
gestolen worden. Het liefst leert hij
talen. Een talenknobbel had hij zeker:
vanaf zijn negende jaar kreeg hij Franse
les, vanaf zijn tiende Engels en vanaf
zijn elfde Duits. Later in zijn leven sprak
en las hij vloeiend Nederlands, Fries,
Frans, Duits, Engels, Spaans, Italiaans
en Maleis.
Na de lagere school en een herexa-