LiC0Vac^t^i»2
18
men voor talen werd hij toegelaten tot
de Rijks Hoogere Burgerschool aan het
Zaailand, een school die de stad en een
groot deel van de provincie moest bedie
nen. De Harlinger Simon Vestdijk moest
later forensen om het onderwijs op deze
school te kunnen volgen. Cohens vader
kon en wilde kennelijk het schoolgeld
opbrengen. Cohen behoorde daarmee tot
een kleine elite: in december 1876 kre
gen per 100.000 inwoners in Friesland
76 leerlingen onderwijs op de RHBS. In
het jaar 1877-1878 waren er 129 leerlin
gen ingeschreven. Cohen zou zijn eerste
jaar niet voltooien, omdat hij zak, bal en
naaien op het schoolbord had geschreven.
Hij werd om die reden in 1877 onmiddel
lijk van school gestuurd, het einde van
zijn schoolloopbaan. De schoolopziener,
jhr. mr. Ae. A. van Panhuys had in juni
1873 al over de school opgemerkt: 'De
leerlingen van twaalf tot vijftien jaar zijn
niet rijp voor het middelbaar onderwijs
om de wijze, waarop dit aan de middelba
re school wordt gegeven.' Het verslag van
inspecteur Van Panhuys is ook anders te
lezen: de school was niet toegerust om
leerlingen van die leeftijd te onderwijzen,
en misschien bedoelde hij dat ook: op de
school was sinds 1873 niets veranderd.
Cohen zou zelf voor zijn verdere vor
ming zorgen. Hij stortte zich op de
moderne literatuur van zijn tijd, die
in een boekenkist op zijn vaders zol
der ruim voor handen was. Uit Cohens
beschrijving blijkt, dat deze boeken
kist een soort alomvattend overzicht
bood van de negentiende-eeuwse lette
ren. Cohen schrijft: 'Onder andere, een
Shakespeare in een geïllustreerde
populaire uitgave; Heines Buch der Lie-
der; Ivanhoe, Waverly, Kenilworth en
Red Gauntlet; Thiers' Histoire du Con-
sulat et de l'Empire; van mevrouw
Bosboom-Toussaint: Het huis Lauernes-
se en Een kroon voor Karel den Stouten;
Lytton Bulwers Eugenius Aram en The
last of the Barons; de Jobsiade De
Drie Musketiers en Twintig jaren Later;
De Arme Edelman, Jacob van Artevelde
en Batavia Busken Huets Litterari-
sche Fantasieën en Lidewyde; Vosmaers
Vogels van diverse Pluimage; de Gedich
ten van den Schoolmeester; Les Misé-
rables en Notre-Dame de Paris; Henri
Harvards La Hollande a vol d'oiseau;
de Gedichten van Borger, en die van nog
een andere poëet, wiens naam mij tot
mijn schande, door het hoofd is gegaan.'
Aangenomen dat Cohens vader deze boe
kenkist gevuld heeft, werpt dat toch een
wat ander licht op de gevoelige midden
stander Aron Heiman Cohen Jzn.
Indië
Na zijn schooltijd bracht Cohen een korte
periode in Pruisen door als leerling-leer
looier, maar dit beviel hem allerminst.
Zijn verblijf daar legde een stevige voe
dingsbodem voor zijn levenslange haat
tegen het autoritaire Duitsland.
Met geen direct doel voor ogen, meld
de hij zich aan voor het Koninklijk
Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL).
Tussen 1882 en 1887 verbleef hij in
Indië. Wegens kleine vergrijpen tegen
de krijgstucht - smakelijk beschreven in
zijn herinneringen - bracht Cohen drie
van deze vijf jaren in militaire gevange
nissen door. Hij was door zijn afgebro
ken opleiding autodidact. In de gevange
nis ging hij Multatuli lezen, waardoor hij
levend Nederlands leerde schrijven.
Eenmaal terug in Leeuwarden bij zijn
vader en stiefmoeder, begon hij in 1887
zijn publicitaire loopbaan met een zeven
delige serie 'Naar Indië' in het Groninger
Weekblad: radicale courant voor Neder
land, waarin hij een boekje opendeed
over de toestanden in het koloniale leger
en een felle aanval deed op de regerings-
propaganda voor dienstneming in het
KNIL. Hij publiceerde nog niet onder
eigen naam maar ondertekende met C.
Toen hij in september 1887 met drie
entwintig jaar volgens de toenmalige
Nederlandse wet meerderjarig werd,
nam hij opnieuw afscheid van Leeuwar
den. De relatie met zijn ouders was er
na zijn tijd in Azië niet beter op gewor
den. De stad Leeuwarden was hem ook
te klein geworden. Hij had ontdekt dat
er naast het Groninger Weekblad, een
nog radicaler blad bestond: het socialisti
sche Recht voor Allen, onder redactie van
de charismatische socialist Ferdinand
Domela Nieuwenhuis (1846-1919), voor
man van de Sociaal Democratische Bond.
Waarschijnlijk leende Cohen exemplaren
van Recht voor Allen van boekhandelaar
Van Belkum, een buurman van de familie
Cohen. Mogelijk bracht Van Belkum hem
in contact met de socialistische boekhan
delaar Jan Fortuyn in Amsterdam. Deze
gaf Cohen een aanbeveling voor Domela en
voor het blad Recht voor Allen, in de negen
tiende eeuw het belangrijkste blad van de
Nederlandse arbeidersbeweging.
Cohen was enthousiast over de pit
tige aanvallen in het blad op regering
en rechters. Domela Nieuwenhuis was
kort daarvoor tot een jaar cel veroor
deeld wegens een artikel dat hij in Recht
voor Allen had gepubliceerd, maar niet
zelf had geschreven. Cohen, die nog
niets van socialisme wist, wilde maar al te
graag, geheel in de lijn van zijn polemische
karakter, meestrijden in de kolommen van
Recht voor Allen en reisde naar Den Haag.
Domela Nieuwenhuis
De jonge, felle, onafhankelijke Cohen
ontmoette Domela voor het eerst in sep
tember 1887 op de drukkerij van Recht
voor Allen. Domela Nieuwenhuis, een
voormalig dominee, afkomstig uit een
familie van patriciërs, met zijn grote
gestalte en zijn lange haren, werd in
propaganda wel eens voorgesteld als
een Christus die over de golven loopt. In
Friesland zou Domela later grote aan
hang krijgen en het district Schoterland
koos hem in 1888 tot het eerste socialis
tische lid van de Tweede Kamer.
Cohen werd corrector en spoedig ook
medewerker van Recht voor Allen. Hij
was nog geen vier dagen in Den Haag,
toen hij de impopulaire en autoritaire
koning Willem III, tijdens een rijtour
voor gorilla uitmaakte. Toen de koets
met de koning passeerde riep Cohen:
'Leve Domela Nieuwenhuis! Leve 't
Socialisme! Weg met Gorilla!' Dit kwam
hem in november 1887 op een half jaar
gevangenisstraf te staan wegens majes
teitsschennis, maar deze straf zat hij pas
jaren later uit.
Met Domela Nieuwenhuis kreeg
Cohen een bijzondere band. Domela was
geïmponeerd door het revolutionaire
vuur, de onafhankelijkheid en humor
van Cohen. Hun vriendschap bleef tot de
dood van Domela in 1919 bestaan. Toen
in 1914 het Domela Nieuwenhuis Fonds
werd opgericht om Domela en zijn gezin
een bijdrage in hun levensonderhoud te
kunnen geven, was Alexander Cohen de
eerste die geld stortte: vijfentwintig gul-