LcovaT^t^ 17 Linnaeusbuurt. Bedoeling was om op basis van deze verkenning een 'maatschappe lijke werksoort' te introduceren. Aanlei ding tot de opdracht waren de oplopende spanningen tussen diverse probleemgezin nen en andere buurtbewoners. De bevolking in de buurt bleek gemid deld veel jonger dan in de hele gemeente, met vooral een sterke vertegenwoordiging van de jongste leeftijdsgroep. Enkele fami lieconcentraties werden aangetroffen in de buurt, van belang voor onderlinge steun en opvang, maar soms ook als 'machtsblok' om staande te kunnen blijven. De huishoudingen in de buurt konden grotendeels tot de laagste klassen van de samenleving gerekend worden. Van de op dat moment in de wijk wonende huishou dingen, woonde slechts 16% ook al in 1949 in de buurt. Het grootste deel vestigde zich pas na 1954. Het grote verloop werd voor een belangrijk deel toegeschreven aan de wens van gezinnen met een groeiend kin dertal om een grotere woning elders in de stad te betrekken. Nieuwe bewoners, gewend aan een lagere huur en minder comfort, wisten zich minder goed aan de nieuwe omgeving aan te passen. Het bewo- ningspeil daalde, waardoor de wens van oorspronkelijke bewoners om de buurt te verlaten, toenam. Bijna een derde van het aantal huis houdingen uit de buurt had bij instel lingen hulp gevraagd of er moest uit een oogpunt van kinderbescherming ingegre pen worden. In het onderzoek werden 79 probleemgezinnen nader geanalyseerd. Bij bijna de helft van de gezinnen was sprake van onvoldoende verzorging, deels door een zwakbegaafde/debiele vrouw (10 gezinnen), deels door financiële moeilijk heden (8 gezinnen) en bij zeven gezinnen door huwelijksmoeilijkheden. Meer dan 60% van de onderzochte gezinnen had een huurschuld en/of andere schulden. Bij 43 gezinnen waren een of meer leden van het gezin wegens bepaalde delicten ver oordeeld, waarbij het met name ging om economische delicten, zedenzaken en dron kenschap. Bijna 50% van de gezinnen was met de Raad voor de Kinderbescherming in aanraking gekomen. Maar liefst 65 van de 79 probleemge zinnen waren woonachtig in de Linnaeus- straat; dat betekende dat ruim een derde van de aldaar wonende gezinnen tot die categorie behoorde. Bijna 85% van de onaangepaste gezinnen was pas na 1954 in de buurt komen wonen. De Stichting Friesland voor Maat schappelijk Werk concludeerde op basis van bovengenoemde bevindingen dat het opzetten van buurtwerk in de huidige omstandigheden niet het eerst noodzake lijke zou zijn om in de buurt te introdu ceren. De Stichting dacht veel meer aan bijzonder maatschappelijk gezinswerk. De gemeente richtte zich echter juist wel op het buurtwerk. De resultaten van het onderzoek waren niet alleen schokkend en opzienbarend, maar ook snel bekend in de stad. Dat versterkte de (voor)oordelen over de bewoners van de Linnaeusbuurt en van discriminerend optreden, bijvoorbeeld bij sollicitaties, bestellingen en dergelijke. Vervelend voor alle bewoners van de buurt en zeker wrang voor de 'nette' buurtbewo ners, die met name in de Marathonstraat en Boerhaavestraat woonden. Buurtwerk Op 15 juli 1949 werd de speeltuinvereni ging Het Oosten opgericht, bedoeld voor bewoners uit de Linnaeusstraat en omge ving. Kort daarvoor was in de gemeen tebegroting voor 1949 een bedrag van ƒ3000,- opgenomen voor het inrichten van een speeltuinterrein. 'Aangenomen mag worden dat mede hierdoor wordt bijgedra gen tot bestrijding van de baldadigheid van de jeugd'. Tegenover het infectiepaviljoen werd in 1950 de speeltuin tussen de Linnaeus straat, de Boerhaavestraat, de Mathijsen- straat en de Schroeder van der Kolkstraat in gebruik genomen. Geen overbodige luxe in de dan nog nieuwe en kinderrijke buurt. In 1950 waren er reeds 400(!) kinderen ingeschreven bij de vereniging. In en om de speeltuin werden diverse activiteiten georganiseerd. De wandelver eniging manifesteerde zich (begrijpelijk) vooral buiten de buurt en bij het ontbreken van een clubhuis werden feestavonden ook elders gehouden. Voor het buurtfeest kon mooi meegelift worden met de jaarlijkse Lunato-kermis, georganiseerd door Buurt en Speeltuinvereniging Insulinde. Pogingen om geld bijeen te krijgen voor een clubhuis, strandden vooralsnog. Pogingen om een noodgebouw te plaat sen op het terrein tussen de Linnaeus- straat en de Boerhaavestraat, eveneens. De gemeente richtte in 1962 een verzoek aan de minister van Volkshuisvesting om twee woningwetwoningen op de hoek van de Linnaeusstraat en Mathijsenstraat te mogen onttrekken aan de woningvoor raad en in te richten als wijkcentrum. De minister vond de woningen voor dit doel ongeschikt en stelde voor een apart wijk centrum te bouwen. Begin jaren zestig werd - in navolging van de Buurtraad Wielenpolle - ook in de Linnaeusbuurt het buurtwerk gestart. De reeds aangestelde kracht voor de Wielen- polle werd voor twee dagen per week ook ingeschakeld in de Linnaeusbuurt. Onder voorzitterschap van de heer W. van der Lei had de Stichting Buurtwerk De Oosthoek twee belangrijke opgaven: het verkrijgen van werkruimte en het aantrekken van een jeugdleider. Plannen voor een eigen buurtcentrum werden halverwege de jaren zestig con creet. Diverse acties werden georganiseerd om de vereiste 10% van de totale bouwkos ten bijeen te brengen. De overige kosten zouden voor rekening komen van Rijk, pro vincie en gemeente. In 1968 werd het buurtcentrum De Oosthoek (naar ontwerp van architect Achterhof van Openbare Werken) aan de Boerhaavestraat geopend. De functie van buurtwerkleider werd vanaf 1968 inge vuld door Henk Wubbolts, die zeer actief was. In 1968 startte zelfs een nieuwe voet balvereniging, De Oosthoek, die met twee senioren-elftallen in het zaterdagvoetbal van de afdeling Friesland van de KNVB ging spelen. Eind jaren zestig was er sowieso veel activiteit in de buurt en in het buurthuis, met de kaartclub Harten Aas, beatbij- eenkomsten, jeugdinstuiven, een vrou wengroep, een crèche, het maandblad De Oosthoek en dergelijke, kortom allerlei activiteiten die we ook in een gemiddelde buurt tegenkomen. Was het buurtwerk in eerste instan tie nog gericht op recreatieve activiteiten, gaandeweg werd meer aandacht besteed aan de behartiging van de belangen van de buurtbewoners. De buurt beschikte over een kracht van het Centraal Orgaan Leeuwarden, de instelling voor samenle vingshulp; een buurtopbouwwerker die een belangrijke rol had in de oprichting van

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2014 | | pagina 19