- hij heeft toen uit geldzucht iemand van
het leven trachten te berooven en is daar
voor gestraft met 7 jaar gevangenisstraf en
heeft bovendien met diefstal met geweld
pleging 1 jaar gevangenisstraf ondergaan
25
- oordeelde het 'in prima ten laste gelegde'
is bewezen en vorderde voor poging tot
doodslag voorafgegaan door poging tot ver
krachting 15 jaar gevangenisstraf.
De verdediger ambtshalve, Mr. J.
Verwer, meent dat het opzet tot doodslag
of tot het toebrengen van zwaar lichamelijk
letsel, niet vast staat. Dat beklaagde zijn
arm niet beschikbaar had, staat vast, de
dagvaarding zelve zegt het. Beklaagde wist
dat er iemand langs zou komen. Hij wilde
dus het meisje van zijn arm hebben. Met
moeite kreeg hij zijn hand in den zak, zoo
kreeg hij het mes. Toen heeft hij naar de
keel gestoken, zegt de Officier. Maar, zoo
redeneerde de beklaagde niet. Deze wilde
alleen los komen. Hij had zijn arm slechts
gedeeltelijk vrij. Hij kon niet anders steken
dan naar dat deel van het lichaam, dat het
dichtst bij hem was. En dit was de keel. Dit
is ook de verklaring van beklaagde en deze
strookt met hetgeen de dagvaarding geeft.
Daarom meent spreker, dat men ertoe zal
moeten komen, dat de dolus (opzet) niet
kan worden gehandhaafd.
Verder betoogt pleiter tegen de bewe
ring van den Officier, dat beklaagde geen
berouw heeft getoond, dat deze wel degelijk
diep berouw heeft.
De Voorzitter deelt hierop mede, dat de
uitspraak zal plaats hebben op Zaterdag
12 Mei, des morgens te halftwaalf. Daarop
verlaat beklaagde met den woedenden uit
roep: "g...d...e" de gerechtszaal en verlaat
ook het meer dan gewoonlijk talrijk opge
komen publiek het gebouw.'
Verhoor van Akke Kobus
De Leeuwarder Courant van 1 mei 1906
geeft een woordelijk verslag van het ver
hoor van Akke Kobus.
'Daar deze getuige natuurlijk niet kon
spreken, moest het verhoor op een andere
dan de gewone wijze plaats hebben. Men
volgde deze methode: de Voorzitter stelde,
nadat Akke schriftelijk den eed had afge
legd, de achtereenvolgende vragen aan
getuige mondeling, evenals aan andere
getuigen. Dan schreef de griffier ze op:
Akke, die ze had horen stellen en ze nu
bovendien kon lezen, schreef haar ant
woord eronder, waarop vraag en antwoord
door den griffier luide werden voorgelezen.
De gestelde vragen met de daarop gegeven
antwoorden waren de volgende:
Heeft beklaagde u vroeger wel oneerbare
voorstellen gedaan?
Neen.
Was het Donderdags uw gewone uitgaans
avond en zoo ook op Donderdag 14 Decem
ber?
Ja.
Liep u gewoonlijk langs de Vredeman de
Vriesstraat naar het huis van den heer Zei-
linga?
Meest wel.
Waar kwaamt gij in den avond van 14
December omstreeks 10 uur beklaagde
tegen? Was dit niet tusschen de Pieter Fed-
desstraat en het Kanaal en de Vredeman
de Vriesstraat?
Bij de boschjes aldaar.
Hebt gij al pratende met hem heen en weer
geloopen, of met hem staan praten?
Met hem geloopen.
Had gij dien avond niet een bontje gekocht?
Ja.
Hebt gij hem dat laten zien?
Ja, hij vroeg het.
Wat zei hij daarvan?
Niets.
Heeft hij toen naar aanleiding er van geen
onkiesche toespelingen gemaakt?
Ik weet het niet.
Hebt u toen gezegd, dat u naar huis moest
en bent u toen naar de Emmakade Noord
zijde opgeloopen?
Ja.
Wat is er voorgevallen dadelijk uit de Vre
deman de Vriesstraat bij de Emmakade
komende?
Hij heeft mij om den hals gegrepen, over
den grond gegooid en toen drie maal gesto
ken.
Heeft hij u, voor het op den grond werpen,
ook gezoend?
Neen.
Welke hand had hij om uw hals?
De linker.
Wat had hij in zijn rechterhand en wat
deed hij daarmee?
Dat weet ik niet.
Hebt gij niet een stuk hemd in zijn hand
gezien?
Neen, niets.
Hoe hield hij u op den grond liggende vast?
Hij hield mij wat voor den mond. Met de
linkerhand hield hij mij vast.
Hebt gij zijn rechterhand ook vastgegre
pen en had hij niet een doekje in de rech
terhand?
Daar weet ik niets van.
Hebt gij u tegen zijn handeling krachtda
dig verzet en om hulp geroepen?
Ja, ik geloof het wel, maar ik schrok zoo. Ik
heb mij wel verzet, maar hoe, weet ik niet
en ik heb ook wel om hulp geroepen.
Hebt gij gevoeld dat hij u in den hals sneed
en verwondingen toebracht, nadat gij om
hulp had geschreeuwd?
Neen, ik heb geroepen, voor hij mij stak.
Waart gij, voordat gij met beklaagde in
aanraking kwaamt, ook gewond?
Akke Kobus en een vriendin Foto: 't Kleine Krantsje