LcovaF^ust, iC
32
haar schuld dat de leiding van de KNZB
vette watten in de oren had en blind was
voor de gevaren, die hier lagen.'
Nog voordat betrokkenen zelf op de
hoogte waren gebracht, maakte Dick
van Rijn, die de functie van sportjour
nalist met het voorzitterschap van de
propagandacommissie van de KNZB ver
enigde, voor de Avro-microfoon bekend
dat Sieta Posthumus en Jeanet Stuurop
door de bond waren aangeklaagd bij de
tuchtcommissie omdat ze de belangen
van de bond zouden hebben geschaad.
Evenhuis: 'Het plan van het KNZB-
bestuur, tot dusverre alleen uit de radio
vernomen, om ook een journaliste van
ons blad, die bestuurslid is van de kring
Friesland van de KNZB, voor de tucht-
commissie te dagen is zo absurd, dat men
er liever aan voorbijgaat. Als er binnen
de KNZB iets ter beoordeling staat, dan
is dat het beleid van enkele figuren aan
de top.'
Dat laatste was voor de vergadering
van Kring Friesland aanleiding de vraag
voor te leggen of een functie in het kring-
bestuur wel verenigbaar zou zijn met het
beroep van journalist. Het voorstel om
vervolgens Jeanet Stuurop als bestuurs
lid weg te stemmen kwam nota bene van
de vertegenwoordiger van de Leeuwar
der verenigingen LZO en LDZ, de heer C.
Kammeijer. De stemming was 13 stem
men vóór herverkiezing, 13 stemmen
tegen en 2 blanco.
De tuchtcommissie van de KNZB achtte
geen termen aanwezig tegen Sieta enige
maatregel te treffen of straf op te leggen.
De commissie noemde het begrijpelijk dat
ze teleurgesteld was, omdat zij op haar
mededelingen aan het bevoegde gezag
van de bond nimmer enig bericht ontving
en daarom in het interview met de Leeu
warder Courant nogmaals uitdrukking
aan haar twijfel gaf, omdat zij meende
dat dit de enige manier was om tot een
onderzoek naar eventuele misstanden
te komen. De commissie achtte even
min grond aanwezig om op de eveneens
door het bestuur aangeklaagde Jeanet
Stuurop enige maatregel of straf toe te
passen. Het bestuur ging tegen de uit
sprak weliswaar in beroep, maar daar is
verder nooit meer aandacht voor geweest.
Onbevredigend rapport
Na een langdurig oponthoud verschijnt
op 29 december 1961, bijna twee jaar na
de eerste klacht, het eindrapport van
de medische commissie van de NSF.
Eerder was men er volgens NSF-voor-
zitter van Zijll eenvoudig niet aan toe
gekomen. Hiermee was de kwestie vol
komen verwaarloosd. Lang vreesden de
media dat de dopingaffaire in de doof
pot was gestopt. Het bestuur van de
hoogste nationale sportinstantie had op
een schrikbarende wijze gefaald. Vol
gens hen kon het gebruik van doping
van enkele zwemsters uit de olympische
ploeg niet worden bewezen. De vermoe
dens hier omtrent kunnen echter niet
worden weggenomen. Vast stond dat er
geen ernstige vorm van doping is toege
past. De medische commissie van de NSF
liet Rolink vallen toen ze stelde, dat hem
niet verweten kon worden dat hij bij een
aantal zwemsters doping heeft willen
toepassen, maar dat door zijn handel
wijze de gedachte aan doping wel naar
voren moest komen. De commissie vond
het overigens ook merkwaardig dat alle
zwemsters die door Rolink behandeld
waren volgens hem aan bloedarmoede
zouden lijden. Van Zijll: 'De stemming
in de ploeg was vergiftigd. Je kon hem
snijden, bij de spelen in Rome. Rolink
behandelde slechts één ploegje en naar
buiten leek het alsof hij wondertrucjes
uithaalde. Dat werkte op de anderen en
op de ploeg als geheel funest.'
Het bestuur van de zwembond werd
laakbaar gedrag verweten omdat deze
geen enkele actie had ondernomen na
de eerste melding van twijfel, al vóór
de spelen. 'Dit verzuim bewijst, dat de
zwembond vergat dat het algemene
sportbelang gaat boven uitzending van
een paar zwemsters', aldus professor
Jongbloed, voorzitter van de onderzoeks
commissie.
Dat er voor de twijfel bij Sieta alle
reden was, was nu afdoende bevestigd.
Er was meer aan de orde dan het toe
dienen van vitaminen en zouttabletten,
waartoe de KNZB de zaak had willen
terugbrengen. Desalniettemin was het
een onbevredigend rapport. Niemand
was echt tevreden over de uitkomsten.
'Het liep allemaal een beetje met een
Arie Kleywegt zocht en vond voor zijn radio
programma voldoende bewijzen die erop
duidden dat er meer aan de hand was dan
het toedienen van een vitaminepilletje
Sieta Posthumus in 2001 in het programma
Andere Tijden Sport
sisser af, er kon niets bewezen worden',
zei Erica Terpstra in 2001. Voor Sieta
Posthumus was het eindrapport teleur
stellend. Zelf vond ze dat ze geen gelijk
had gekregen, in ieder geval niet vol
doende. 'Een klokkenluider ben ik niet,
want een klokkenluider krijgt uitein
delijk gelijk en dat heb ik onvoldoende
gehad. Verbitterd ben ik ook niet meer,
hoewel ik dat wel een jaar of vijftien ben
geweest. Maar nu is dat over, het is al zo
lang geleden. Het boek is dicht.'