ilM®l 3 Randfragmenten van kogelpotten Foto's ADC ArcheoProjecten state afgebroken. In 1871 zijn de grachten rondom de state gedempt. Van de state zijn helaas geen tekeningen of schilderijen bekend. Lange tijd dacht men dat een tekening van Jacob Stelling werf uit 1722, met als bijschrift 'Abbinga State te Huizum', de state voorstelde. Uit later onderzoek4 bleek dat dit niet klopte en dat het zou gaan om de Feijtsma State, die aan de zuidoostzijde van de terp Mel- lens heeft gelegen. Het archeologisch onderzoek In februari, maart en oktober 2012 is het graafwerk voor de zuidelijke en oostelijke fietstunnel en de bodemsanering daar tus senin begeleid door archeologen van ADC ArcheoProjecten5. Aangetroffen zijn sporen en vondsten die dateren uit verschillende perioden. Er zijn echter relatief weinig vondsten aan getroffen en geborgen, namelijk 132 stuks aardewerk, 23 stuks glas, 9 pijpfragmen- ten, 7 stuks metaal, 3 tegelfragmenten en 3 keramische objecten. Dit hangt voor een deel samen met de omstandigheden van het archeologische onderzoek, namelijk de begeleiding van civiele graafwerkzaamhe den en de sanering van vervuilde grond. Toch is het opvallend hoe weinig vondst materiaal er aanwezig was in de opgra- vingsputten, ondanks de aanwezigheid van bijvoorbeeld de gracht. De recentere perioden, waarin het voor malig terrein van de Abbingastate over- bouwd geraakt is met een aardappel- stroopfabriek en daarna nog deels met een garage/autosloperij, zijn verstorend geweest voor de resten van de state. Des ondanks werden toch ook sporen en vonds ten aangetroffen die met zekerheid aan het stateterrein toegekend kunnen worden. Zo zijn er resten van de gracht van het stateterrein opgegraven. Het betreft het min of meer noord-zuid georiënteerde oos telijke deel van de gracht die in de 14e eeuw is aangelegd en om het hele terrein heeft gelegen. De gracht was 8 tot 9 meter breed. De bodem van de gracht is bij het onder zoek niet aan het licht gekomen waardoor de diepte onbekend is gebleven. In de natte en humeuze grachtvulling is veel puin en baksteen aangetroffen, waaronder enkele kloostermoppen. Ook is er aardewerk verzameld, waaronder een randscherf van een kogelpot en scherven van roodbakkend aardewerk, waaronder een bakpan en een vuurstolp. Het oudste aardewerk dat in verband kan worden gebracht met de Abbingastate, betreft enkele fragmenten kogelpot. Dit is handgemaakt en lokaal vervaar digd gebruiksaardewerk dat in Nederland voorkwam tot in de 14e eeuw. De naam 'kogelpot' is afgeleid van de volledig ronde vorm van deze potten. Het vroegste kogel- potaardewerk komt in Nederland voor vanaf de 8e eeuw na Chr., als opvolger van simpeler eivormige potten. Aanvankelijk zijn zij volledig handgevormd, maar in de volle Middeleeuwen wordt de produc tie grootschaliger en uniformer en hebben kogelpotten een gedraaide rand op een handgevormd lichaam. In Friesland wordt kogelpotaardewerk gebruikt tot in de 14e eeuw. Het aardewerk uit de gracht dateert tussen 1200 en 1550. Hoewel de Abbin- gastate rond 1400 voor het eerst vermeld 3Ü Mi De tekening van de Feijtsma State uit 1722 door Jacob Stellingwerf Collectie Fries museum wordt in schriftelijke bronnen, kan worden aangenomen dat de vroegste fase van de stins en stateboerderij al in de vroege 14e eeuw, of wellicht zelfs iets eerder, bestond. Direct ten westen van de gracht is een restant van een muur aangetroffen. De muur was ongeveer 77 centimeter breed en is tot een lengte van circa 3,5 meter bloot gelegd. De muur liep parallel aan het oos telijk grachtdeel. Aan de zuidkant was de muur deels weggebroken, maar het recht afgewerkte uiteinde doet vermoeden dat hier daadwerkelijk het oorspronkelijke einde van de muur is aangetroffen. De muur liep in noordelijke richting door, dus de rest ligt nog onder het centrale deel van het Drachtsterplein. De bakstenen waren relatief zacht gebakken, geeloranje tot roodgeel gemê leerd en hadden afmetingen van 26x12x5 centimeter tot ?x13x5,5 centimeter, wat betekent dat zij als kloostermop kunnen worden getypeerd. Tijdens het wegbre ken bleek dat dit muurdeel zeer diep was aangelegd: op ongeveer 1 meter onder het diepste vlakniveau (circa 2,50 meter onder NAP) was de onderkant van de muur nog niet bereikt. De muur blijkt dus tot in het onderliggende veenpakket gefundeerd. Direct ten oosten van de muur liep de gracht en aan die zijde was de muur netjes afgewerkt. Hij heeft mogelijk gefunctio neerd als kademuur van het binnenterrein of is onderdeel geweest van een gebouw dat hier met de voet in het water heeft gestaan. Het is echter onbekend hoe de bebouwing van het binnenterrein er tot 1832 precies uit heeft gezien. Het tweede muurdeel lag enkele meters ten zuiden van de eerste en stond daar haaks op. Zowel aan de westzijde als aan de oostzijde was de muur weggebroken. In feite bestond de muur uit twee delen/ fasen, waarbij de oudste fase zichtbaar was verzakt in noordelijke richting en vervol gens was gerepareerd/rechtgezet met een smaller muurdeel aan de noordzijde. Deze muur is gebouwd op de oudere grachtvul ling. Hierdoor is het oudste muurdeel gaan verzakken. Het verzakte muurdeel was opgemet seld uit rode bakstenen met relatief zachte grijs-witte mortel. De bakstenen waren 21x10x? centimeter. De breedte van het muurdeel was ongeveer 50 centimeter en het was gefundeerd op planken die weer op

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2014 | | pagina 5