1 - V..:'
terrein. Wat dat laatste betreft noemde de
Kamer de problematiek rond de Oldehove,
met te weinig ruimte en met ongeschikte
toegangswegen. Juist het terrein ten noorden
van het beoogde kanaal zou hiervoor een
goede locatie zijn.
Raad en daad
Op 18 september 1940, in oorlogstijd dus,
werd het voorstel van het college met een
nipte meerderheid door de gemeenteraad
aangenomen. Het eerder geplande en door de
Kamer van Koophandel bepleite kanaal door
de Wilhelminabaan, kwam te vervallen. Dit
ondanks de nodige oppositie in de gemeen
teraad. Menigeen vreesde dat het nieuwe
autobusstation niet meer bij het station zou
kunnen komen en op het Wilhelminaplein
zou komen. Door het bijtrekken van het tram
emplacement op de Zuidersingel zou de
rechtstreekse verbinding tussen het indus
triegebied langs de Harlingervaart en het
station komen te vervallen. Ook waren er
bezwaren tegen bebouwing van het Cats-
plein, omdat die ruimte later wellicht nodig
zou zijn.
Wethouder De Boer overtuigde uitein
delijk de raad en nuanceerde een eventuele
verplaatsing op termijn: bij elke verplaat
sing is de markt er op vooruit gegaan. Men zij
dus te dezen opzichte ook niet te enghartig
en te conservatief'. Hij stelde dat de Lange
Marktstraat als hoofdroute veel geschikter
zou zijn dan de Willemskade, en achtte de
Zuidersingel niet persé nodig naast deze twee
parallelle routes. De niet brede Willemskade
Zuidzijde had maar liefst drie functies: laad-
en loskade, vooral op vrijdag, doorgaande
verkeersweg én woonstraat. Voor de vee
markt was volgens de wethouder voorlopig
nog ruimte genoeg, alleen het laden en
lossen van vee was problematisch. De Har-
lingervaart zou tot de spoorbrug niet alleen
verbreed en uitgediept worden, maar ook
voorzien worden van kaden ten behoeve van
het laden en lossen. Door het zuidelijke tracé
van het ringkanaal zouden grotere schepen
ook veel minder belang hebben bij het kanaal
over de Wilhelminabaan, aldus de wethou
der. Zoals gezegd, het plan werd aangeno
men, met in 1942 nog een kleine aanpassing:
de voorziene bebouwing van vrije terreinen
ten noorden van de Harlingervaart kwam te
vervallen.
Adviescommissie
Kort na de oorlog werd de veemarkt opnieuw
een kwestie. Een serieuze kwestie die volgens
de gemeente nauwkeurige bestudering
vergde. Ook toen al werd de eerste oplossing
gevonden in de instelling van een com
missie, met vertegenwoordigers van de
gemeente, de Kamer van Koophandel, de
Bond van veehandelaren en het Economisch
J-*-
Het terrein van de toekomstige Frieslandhal, in 1956 gezien vanaf de spoorbrug over de Harlinger-
trekvaart, met op de voorgrond de Harlingertrekweg
Technologisch Instituut Friesland (ETIF). Vier
onderzoeksvragen kreeg de commissie op
haar bordje:
1. Aan welke behoefte moet de veemarkt
voldoen?
2. Is de veemarkt op de huidige plaats te
handhaven, rekening houdend met verkeer
en omwonenden?
3. Als handhaving niet mogelijk is, welke
nieuwe locaties?
4. Welke eisen aan een nieuwe veemarkt?
Uiteindelijk zou de belangrijkste conclusie
zijn dat het veemarktvraagstuk alleen oplos
baar is bij verplaatsing. Die conclusie kwam
voort uit de analyse van drie hoofdproble
men: de problematische aan- en afvoer van
het vee, de beperkte capaciteit van de toe
gangswegen en de verouderde outillage van
de veemarkt. Gaandeweg werd de aan- en
afvoer voor 95% met veewagens verricht. Ook
kopers, verkopers en bezoekers kwamen
steeds meer met de auto.
Eind jaren veertig was de situatie rond de
Prins Hendrikbrug op vrijdag welhaast
onhoudbaar. Passeren was onmogelijk op de
smalle brug, die bovendien ook nog eens 60
a 70 keer per dag draaide. Ook al door een
verdere uitbreiding van bedrijven aan de
Snekertrekweg was er een nijpend tekort aan
parkeerruimte. 'Een parkeerprobleem dat niet
onder hoeft te doen voor het westen van het
land' (Leeuwarder Courant, 1953). Diezelfde
Leeuwarder Courant constateerde overigens
in 1950 dat door aanleg van het Van Harinx-
makanaal het Nieuwe Kanaal een deel van
haar functie verloor en suggereerde daarom
om dit kanaal van de Willemskade tot aan de
Tweede Kanaalsbrug te dempen om een
brede verkeersweg aan te leggen ten behoeve
van het verkeer van en naar de veemarkt.
Qua outillage stelde de commissie dat de
bestaande ruimte te klein was ('waar maar
enigszins een koe kan staan, daar staat een
koe'), de paden op de markt te smal, de op
stelling onoverzichtelijk. Er was behoefte aan
een expositieveld met tribune voor de cen
trale keuring in voor- en najaar, een
voorkeuringsterrein ontbrak, er was geen
ruimte voor het stallen van ziek of verdacht