Wilde beesten in de cornflakes, over een bood- schappenloopje van de Baljeestraat naar de Schrans in de jaren vijftig LeoVAr2U.it 22 Pieter van den Berg In het leven van mijn moeder speelde reli gie geen rol, maar ik heb haar nooit horen vloeken. Ze vertelde me dat ze zich één keer heeft laten gaan, bij mijn geboorte in 1950. Dat zal het opperwezen, virtueel of in den vleze, haar onmiddellijk hebben verge ven: ik woog tien pond en twee ons. Veel tastbaars is er niet overgeble ven uit mijn eerste levensjaren. Ik had graag de bromtol, de caleido scoop of het hengelspel nog eens door de handen willen laten gaan om het beeld van die tijd scherper te maken. De niet machine is er nog wel - die haalde ik in 1958 uit de afvalcontainer achter een kantoor in de Van Swietenstraat - en de micrometer die ik wegnam uit een onbewaakt boelgoed op de veemarkt. Pas jaren later kon ik met dit preci- siemeetinstrument omgaan en hield me uren zoet door het opmeten van elk voorwerp dat ik tegenkwam. Maar het is iets anders dat de eerste jaren van mijn jeugd bijeenhoudt. Dat zijn drie die- ren van zacht plastic. Ze zijn niet groot, ze pas sen met z'n drieën in de palm van mijn hand. Het zijn een leeuw, een beer en een luipaard; elk vier centimeter hoog, zeven centimeter lang en anderhalve centimeter dik. Ik kreeg ze omstreeks 1955 bij de Kellog's cornflakes. On langs zag ik ze terug, toen ik een vergeten ver huisdoos openmaakte. Ze brachten beelden terug - opvallende huizen, een paard van leer, de kruidenier die zich gedragspsycholoog waande, een stervend hondje - van de wereld voorbij de Baljeestraat waar ik met mijn ou ders woonde. Moeder voedde me bij met Brinta, zonder plastic dieren. Uit zichzelf deden mijn ouders niet mee aan modernitei ten als cornflakes. Toen bij ons een folder in de bus viel dat we een prijs - een sjaal van zee hondenbont - hadden gewonnen, die we een paar dagen later in de Cinemabioscoop op de Wirdumerdijk konden ophalen, wisten mijn tranen moeder niet te bewegen dit geluk aan te grijpen: 'Jonkje, dy seehonnebont is 'n lok- kertsje, as ik daar bin mut ik oek andere din gen kope dy't ik niet noadig hew.' Naar school Op de kleuterschool zag de wereld er anders uit dan thuis. In de zandbak ontnam een kleuter me eerst de schep die ik van juf had gekregen en even later de kruiwagen. Deze afstotelijke wereld hield ik op afstand door me van de school af te huilen en me thuis terug te trekken. Het liefst in het theekastje, met de deurtjes dicht. In het bovenste deel van dit kastje, achter twee glazen schuiframen, stonden de kopjes, het onderste deel hield moeder voor mij gereserveerd. Nu ik elke dag thuis was ging ik met haar mee om de bood schappen te doen. De laatste kruidenierswinkel in het Leeu warder stationskwartier was in 1940 opgehe ven. De bakker en de melkboer kwamen nog wel aan huis, maar voor de andere levensmid delen moesten we de buurt uit; lopend, moe der kon niet fietsen. Van onverwacht de straat oversteken maakte ik geen probleem. Moeders bezorgdheid hierover deelde ik niet. Ze loste dit op door een leren tuigje over m'n zwarte jopper aan te doen en beperkte met de lengte van de riem mijn ruimte tot een voor haar overzichtelijke reikwijdte. Oog voor architectuur Op weg naar de dichtstbijzijnde kruideniers zaak in de Klanderijstraat namen we vanuit de Baljeestraat 7 een enkele keer de rechtsom route als moeder eerst steenkolen moest be stellen bij steenkolenhandel Siebesma Prins op de Willemskade 1, maar meestal gingen we linksom via de gezelliger Stationsweg. De overkant van deze straat viel op door drie vrij staande woningen waarvan de stijl niet paste bij de neorenaissance en neoclassicistische De wilde dieren die in 1955 werden weggegeven bij aankoop van een pak Kellog's cornflakes Collectie Pieter van den Berg

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2016 | | pagina 24