LeoVdlr^ LA.il Bij de rechtbank Uit hoofde van zijn functie was Wesser veel bij de rechtbank te vinden als getuige van arresta ties, politieverhoren et cetera. Daar bleef het echter niet bij, zeker niet toen hij zelf in no vember 1912 een zaak had aangespannen we gens 'eenvoudige belediging bij geschrift van een fungerend ambtenaar' tegen de 44-jarige metselaar Hendrik de Vries uit Leeuwarden. Deze had in augustus een stuk met de titel: Hoe mijn vrouw mishandeld werd op het politie bureau te Leeuwarden in het blad De Fakkel ge plaatst, waarin hij Wesser een hond noemde. Een reconstructie: Wesser verklaart dat hij zich door de inhoud van het stuk beledigd heeft gevoeld. Hij heeft het proces-verbaal op gemaakt en legt nog eens uit wat er was ge beurd: 'De vrouw van de beklaagde is op het politiebureau niet mishandeld, ik ben er voortdurend bij geweest.' De beklaagde roept: 'Dat lieg je.' De president beveelt beklaagde zich stil te houden, wil hij niet uit de zaal ver wijderd worden. Wesser vervolgt: 'De vrouw was nogal onhebbelijk en wilde haar naam niet zeggen. Zij is toen opgesloten en later, nadat zij haar naam had gezegd, in vrijheid gesteld.' De Vries houdt vol dat zijn vrouw op on zedelijke manier is mishandeld. 'Ik kom als hoofd van het huisgezin voor mijn vrouw op en heb de heer Wesser op beleefde wijze ge vraagd of deze een aanklacht wilde ontvangen. Ik kreeg als antwoord: "g.v.d. mijn deur uit of ik trap je er uit". Getuige rechercheur Winkel bevestigt dat de vrouw zich onhebbelijk heeft gedragen: 'Ik heb haar, toen de commissaris mij had bevolen om haar te arresteren omdat zij op straat lawaai maakte, in het bureau moe ten dragen en heb toen van haar met de para plu gehad, waardoor ik een buil voor het hoofd kreeg.' De Vries vergelijkt hetgeen er met zijn vrouw is gebeurd - haarpennen weg, mantel gescheurd - met Daniël in de leeuwen kuil. 'Het is geen nette behandeling en het is ook mij voor de eerste maal niet overkomen. Ik blijf bij wat ik in De Fakkel heb geschreven.' Al met al kostte het akkefietje De Vries drie weken gevangenisstraf. Commissaris Wesser in z'ijn dienstauto met achterin z'ijn hond als trouwe metgezel Leve de koningin, leve Wesser In september 1925 bracht het koninklijk paar met hun dochter Juliana een bezoek aan Fries land. Op het Wilhelminaplein was een defilé gepland door ongeveer dertienduizend leden van achthonderd verenigingen uit de hele pro vincie, langs de tribune die op de trappen van het gerechtsgebouw opgetrokken was, met daarop de hoge gasten. Langs de route van het koninklijk gezel schap, die liep via de Sint Jacobsstraat, Wirdu- merdijk, Willemskade NZ, Prins Hendrikstraat naar het plein, stonden de mensen rijendik opgesteld om toch vooral maar een glimp en liefst meer op te vangen van de gasten. Op het plein zelf heerste onder de opgestelde leden een ontspannen sfeer. Ze stonden er wat losjes gegroepeerd, de verenigingen bij elkaar en men kortte het wachten met geklets en grap pen en zo nu en dan klonk alvast een lied, be geleid door de vele muziekcorpsen. Toch nam deze afleiding de spanning van het wachten niet helemaal weg. Wie kon, keek reikhalzend de Prins Hendrikstraat in, waarlangs de stoet zou komen. Wie daar geen zicht op had, hield de mensen in het oog die een plaats hadden gevonden op de daken van sommige huizen om het plein, prachtige plaatsen om een over zicht van het geheel te krijgen. Aan de gedra gingen van dat publiek, vrijwil het enige dat buiten de betogers en genodigden het defilé bijwoonde, moest toch wel te merken zijn of de gasten in aantocht waren. Plotseling ontstond er deining, hoorde men gejuich, dat zich langs de route voortplantte en meteen begon men overal op het plein ook te juichen, al kon niemand zien wat er ge beurde. Het bleek dat in de auto, die enthou siast verwelkomd werd, de commissaris van politie Wesser reed, die langs de route had gekeken of alles veilig was. Het duurde een poosje voordat deze wetenschap over het hele plein verspreid was en doordrong tot de menigte die al tamelijk roerig was geworden zodat het 'leve de koningin' veranderde in 'leve Wesser'. Wetende dat Wesser er een hekel aan had om in het middelpunt van de belangstel ling te staan, kunnen we er van uit gaan dat de beste man zich nogal ongemakkelijk voelde. Korte metten Volgens de eerder genoemde kroniek van Vis ser was Wesser een soort superman, die niet met zich liet sollen. Uit Dossier Leeuwarden: 'Zo maakte de commissaris grote indruk op zijn mannen toen zij eens een arrestant naar het bureau brachten die tegen alles en nog wat te keer ging. Wesser hoorde het misbaar en kwam een kijkje nemen, waarop de man als een dolle tegen hem begon uit te varen. Wes- ser ging vlak voor hem staan, streek zich langs de snor, tilde de man van de grond en smeet hem meters van zich af. "Gooi die kerel in de cel", was alles wat hij zei.' Een ander staaltje van onverschrokkenheid lezen we in een bericht uit de Leeuwarder Cou rant van 23 oktober 1929, getiteld Een pseudo zee-officier: 'Eenigen tijd geleden kreeg een kleermaker te Leeuwarden opdracht om een uniform van luitenant ter zee te maken. Het pak moest binnen eenige dagen klaar en de kleermaker leverde het op tijd af. Eerst daarna

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2017 | | pagina 17