Lcovo.'in} LA.il
ging hij naar den besteller, die zeide met de
"Kortenaer" van Curasao terug gekomen te
zijn, om te informeeren. En toen leek het hem
dat een en andere niet pluis was, want de
pseudo zee-officier was nergens te vinden.
Totdat den volgenden dag, het was Zondag, de
commissaris van politie te Leeuwarden met
zijn auto in de buurt van Wartena tufte. Hier
zag hij een als luitenant ter zee gekleed per
soon gearmd met een meisje loopen. De heer
Wesser vertrouwde het zaakje niet en hield de
zee-officier staande. Deze wilde het op een
loopen zetten, doch werd gegrepen en moest
nu naast de auto meeloopen. Even later zag hij
de kans schoon en zette het op een loopen, de
weilanden in, door den heer Wesser en ver
schillende andere politiemannen gevolgd.
Hij werd ten slotte gegrepen bij de Langemeer.
Het bleek te zijn J.S., 27 jaar, zonder beroep, te
Leeuwarden.
Heden stond deze terecht wegens oplich
ting, door met het oogmerk zich wederrech
telijk te bevoordeelen, J. Mink, kleermaker te
Leeuwarden, te bewegen tot afgifte van een
uniform, gepleegd te Leeuwarden in septem
ber 1929.
Als eenige getuige wordt gehoord de kleer
maker J. Mink. Hier is verdachte gekomen,
zeggende: "Ik weet uw adres van de firma Van
Driesum. Ik ben teruggekomen met de Korte-
naer van Curasao en inmiddels bevorderd van
adelborst tot luitenant ter zee. Nu moet ik
voor Zaterdag een nieuwen uniform hebben.
Zaterdag zal ik ook betalen."
Daar Mink wel eens meer officieren ge
stuurd kreeg van Van Driesum, kreeg hij geen
argwaan en alles ging naar wensch. Vrijdag
stapte verdachte in uniform de deur uit, maar
zonder pet. Minks zoon voelde argwaan en
zeide: "Een officier loopt niet op straat zonder
pet." Maar de officier zou Zaterdag terug
komen om een overjas te passen en meteen te
betalen, dacht Mink. Het zaakje is wel in orde.
Zaterdag kwam de klant echter niet te voor
schijn. Mink was een adres opgegeven aan de
Spoorstraat. Hierheen stuurde hij een jongen
met het verzoek of mijnheer even kwam om
de overjas te passen. Maar hier was van een
officier niets bekend.
De subs.-officier zegt "dat verdachte slechts
kort geleden uit de gevangenis is ontslagen.
Hij zat hier wegens oplichting. Het feit heeft
verdachte niet uit armoede gepleegd, maar om
te pronken tegenover een meisje, dat hij had
leren kennen".' Over de afloop laat de krant
ons in het ongewisse.
Deze lezing wijkt overigens wel af van de
weerslag in Dossier Leeuwarden: daar speelt
het verhaal zich af in 1925 en dat is dus on
juist. Wel logischer is dat daar gesproken
wordt van een achtervolging met assistentie
van dorpsbewoners, in plaats van meerdere
agenten, en van de herkenning door Wesser
van de pseudo-luitenant als de man die hij
eerder in de cel had gehad en die Leeuwarden
daarna had verlaten.
Tijd genoeg voor nuttige
nevenactiviteiten
Wesser was niet alleen druk als commissaris
van politie, maar ook daar buiten was hij
actief, soms in het verlengde van zijn werk,
vaak ook als verenigingsman.
In 1920 telde onze provincie iets meer dan
twaalffionderd 'automobielen' en dat gaf nogal
De begrafenis van Commissaris van Politie Willem Frederik Martinus Wesser op 23 mei 1930. De
stoet op de Nieuwestad