Anoniem schilderij van het fregat Vertrouwen en drie Nederlandse koopvaarders voor anker op de rede van Paramaribo, 1797 Collectie Scheepvaartmuseum, Amsterdam "'t Is genoegzaam bekend, dat de Capitain met 's Lands Fregat van oorlogh De Eensgezindheid waarop de supplt als Eerste Schrijver geplaatst was, weynig minder dan een jaar naar de be- rugte zee-bataille van Doggersbank, eene reyze naar de West-Indiën moest volvoeren. Alwaar voornoemd schip ook eenen lengte van tijd heeft geleegen. Dan eindelijk dien bodem zullende repa triëren, nam de Capitain Bouricius zoo weynig en slegte leevensmiddelen voor 't scheepsvolk in, en drong aan den supplt op om voor zijn Capitains rekening, slegte plunjen aan te nee- men, die naderhand voor een gedeelte in 't boelgoed heeft moeten verkoopen op ordre van hem Capitain voornoemd. Dat in victualiën niet genoegzaam voor de reyze te huyswaards bevonden is, en de plun jes bij manquement van goede leverancier, niet door 't scheepsvolk wierde geaggreëert. Dat hieruyt geboren wierd dat de Capitain Bouricius om de consumptie der plunjes te fa- ciliteren, vooral toen men met het schip in de koude kwam door verandering van 't klimaat, aan de supplt ordonneerde om dubbelde baay- tjes te geeven aan voornoemd scheepsvolk om 't een met het ander te separeren. Dat gebleeken is, dat in de retour naar 't va derland de mondkost nauwlijks voor de helft der reyze, hoe slegt zij in zijn zoort was, konde verstrekken. Te meer daar deeze reyze sukke lend en langweylig was. Want toen men einde lijk in de Spaansche Zee kwam en wierd men van een heevige en veeldaagsche storm beloo- pen, zoodat niemand der scheepelingen an- ders vooruyt zag dan zijn dierbaar leeven te moeten eindigen. Maar het verhongerd scheepsvolk door de couragie van de supplt aangevoerd, op hoop van haast een haven te vinden en op belofte van zijn eygene beurs voor hun bij de eerste geleegenheid te zullen openen, griep mannen moed en behield be neevens de supplt door gestadig werken 't ziel togend schip, hoewel masten en alles reeds door dien geweldigen storm was overboord geslagen. 't Behaagde den hemel eindelijk den supplt met dit beklagenswaardig volk en dit schip, na verlies van den kop van 't roer teegen de gron den, voor stompen in plaats van masten te doen arriveren op de rheede van Falmouth. De Capitain Bouricius, geenzints minder verleegen dan zijne onderhebbende man schappen in dien gedugten storm, hij Capitain beloofde goude bergen aan het scheepsvolk, zoo omtrent victualie als plunjen. Dan 't bleek ras, dat toen men in veyligheid was, de Capi- tain zijn woord niet gestand deed. Weliswaar dat hij Capitain in Falsmouth eetwaren voor de scheepelingen inkogte, doch van 't slegtste zoort, onder anderen booter die zoo bedurven, zoo slegt was, dat de supplt op zijn mannen woord eer en waarheid openlijk durv verklaa- ren, dat die booter niet beeter was dan voor schoensmeer te gebruyken. Uyt Falmouth vertrekkende, nadat er eene gansche mumurering onder 't scheepsvolk ter oorzaake van 't slegt gedrag des Capitains was ontstaan, omtrent den inkoop der eetwaaren. Zoo zag de supplt deeze ellende wel en bragt door zijn pouvoir zoo wel bij dat ongelukkig scheepsvolk teweeg dat 't zich stil hield. Onder reële belofte van hunlieden uyt zijne eygene beurs, bij 't arrivement op de vaderlandsche rheede eenmaal uyt hun lijden te zullen red den. Van dit alles konde de Capitain Bouricius niet onbewust zijn. Hij hoorde en hij zag en Gezicht van het West-Indisch Huys, op de Binnen plaats te zien, tot Amsterdam. Gezien vanuit de Oude Hoogstraat. Tegenwoordig is het gebouw onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Tekening: H. Schoute.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2017 | | pagina 11