Leov&r^ LA.il
Ten slotte
x
X .5
g&//
10
derhalven gaf dit gelijk te begrijpen is omtrent
een superieur discrepance en 't was gelijk de
supplt alreede meermaalen en wel ten re-
queste heeft geavanceerd pars adverse durior
et impar congressus Achili. Dienshalven 't was
respectus personarum (Frans laat hier zien
wat hij geleerd heeft op de Latijnse School,
FvdS). 't Hoofd bij de kop gevat en teegen
eenen verdoemelijke subordinatie gehandeld.
De supplt eindelijk met zijne meede mak
kers eerst in Pleymouth en vervolgens naar
meer folteringen te hebben ondergaan met 's
Lands Bodem de Eensgezindheid op de vader-
landsche rheede gearriveerd zijnde, kwam da
delijk scheepen, of zoogenaamde Kagen met
leevensmiddelen aan boord.
De supplt eerlijk in zijne belofte en om zijn
woord te houden, kogte in voor zijn eygen
geld eene meenigte leevensmiddelen om 't
verlangende scheepsvolk naa de zukkelende
reyze eens wel te onthaalen. Dan hoewel hoe
eerlijk hij zijne belofte en zijn woord te Fal-
mouth gegeeven omtrent dit verdrukte volk
ook hield, wierd hem zulks egter kwalijk geno
men. Want hij supplt had 't ongeluk deeze na
volgende woorden op zijn zeemans te zeggen:
"Daar jongens, freet nu".
't Uytgemergeld volk, gelijk te begrijpen is,
aanvaardede dit greetig. Maar toen was hij den
Capitain Pousje 't Oog uyt. Hier was misdaan
en de behoorlijke subordinatie was geschon
den. Den Capitain Bouricius deed van zijn ar-
rivement dadelijk rapport aan de toenmalige
Raaden ter Admiraliteit in Harlingen. En ver
gat hij dat rapport vooral niet om 't eerlijk ge
drag van den supplt omtrent 't verhongerde
scheepsvolk gehouden, in 't hatelijkst daglicht
te stellen."
Frans vertelt verder dat commissarissen van
het 'Collegie ter Admiraliteit', onder wie de
grietman Eysinga van Doniawerstal aan boord
komen ter inspectie. Ze hebben alle lof voor de
kapitein Bouricius, die het schip veilig thuis
had gebracht, 'zonder het te vermasten in En
geland', waardoor veel geld was bespaard. Ey-
singa, geparenteerd aan Bouricius stapte op
Frans af en zei: "Dillingh, wij hebben voorge-
noomen u naar de Provoost te zenden". 'Der-
halven moest de supplt om zijn goed doen aan
de equipage nolens volens naar de gevange-
nisse.'
Niet lang daarna komt hij vrij, maar het
blijkt uit brieven van Frans uit 1784 en 1787 dat
de ruzie van hem met Bouricius dieper ligt.
Frans beweert dat zijn in Suriname verdiende
geld door Bouricius werd achtergehouden.
Deze wijst er echter op dat Frans flinke bedra
gen bestemd voor de schepelingen, opge
maakt had met 'dobbelen en ligtmissen als
andersinds'. Frans roept hulp in van een advo
caat uit Harlingen om zijn gelijk te halen. Veel
schiet hij er niet mee op.
Tussen 1787 en 1793, wanneer Frans twee
VOC reizen heeft gemaakt (waarvan een op De
Batavier als bottelier) ligt de zaak tijdelijk stil.
Maar wanneer in 1795 de machtsverhoudingen
in het land zijn veranderd en Frans inmiddels
luitenant der marine in 's lands zeedienst is
geworden, vindt hij, nu de aristocratie een
toontje lager moet zingen, dat zijn kans is ge
komen om de zaak tegen Bouricius weer op te
nemen met een request aan de Burger Repre
sentanten van Vriesland. Bouricius is echter
op 15 maart 1793 door een ongeluk op zee om
gekomen. Frans hoopt dat de nieuwe macht-
hebbers hem kunnen helpen om familie van
Bouricius en de oude Raden der Admiraliteit
aansprakelijk te stellen voor de gelden die hij
nog tegoed had van Bouricius.
De Representanten dragen de Burgers Can-
negieter en Knijff op 'om de saek sodoenlijk te
lenigen'. Helaas zwijgen de bronnen over de
afloop.
Op 28 juni 1798 staat Frans ingeschreven op
een stamlijst van een compagnie soldaten.
Hoewel getekend voor een periode van zes jaar
en vier maanden, zwaait hij op 11 augustus
1801 al weer af, met paspoort. Deze stamlijst
levert nog een vermeldenswaardig gegeven op,
namelijk dat hij getrouwd was en geen kinde
ren had. De naam van zijn vrouw komen we
nog te weten uit het scheepssoldijboek van De
Batavier. Voordat Frans voor de tweede VOC
reis vertrok met dit schip van de Rede van
Texel op 13 juni 1790, ontving zijn vrouw G.
Wouters te Amsterdam 300 gulden van hem,
ten einde naar VOC gewoonte haar niet onbe
middeld achter te laten.
t_ 'l./l
W41
a
ït.Hsrf*
/A'*,
/f - ,.,/f Sfr'j'Xj /f
.Xj' X X:-X:, fX
f-
Ast'iySAA i
Ay-jS J* -frr
yjt
XfX- r^r-. - a x-
X''-?" .1s
fU.ÜI 'iï -
Inschrijving van Frans Dillingh in het Scheepssoldijboek van De Batavier op 13 juni 1790
Collectie Nationaal Archief