'Het kind is er niet meer' (Genesis 13:30) en drukt, evenals het indrukwekkend monument op het pleintje, de pijn uit van de Joodse ge meenschap in het verlies van haar kinderen in deze oorlog. Ben Troostwijk, toen leerling van de school vertelde in de Leeuwarder Courant van 22 april 2015 dat hij het eerste jaar van de oorlog nog gewoon naar school kon, 'maar in 1941 was dat afgelopen; in oktober van dat jaar werd in de Dusnusschool een lagere school geopend voor Joodse kinderen die uit het openbaar onder wijs verwijderd waren.' Begin 1943 werden de Joodse scholen gesloten en vele door de Duit sers geplunderd. Ze zijn na de bevrijding niet opnieuw door de Joodse gemeenschap in ge bruik genomen. Wel kreeg het gebouw van de voormalige Dusnusschool verschillende an dere onderwijsfuncties, de laatste decennia is ze in gebruik door basisschool De Oldenije. De goede en de foute onderwijsin- specteur Uiteraard waren de verhoudingen op scholen gecompliceerd wanneer NSB'ers als leerkracht of als schoolleiders optraden of wanneer in bepaalde klassen leerlingen uit NSB-gezinnen aanwezig waren. Dat leidde vaak tot voorzich tigheid in onderlinge gesprekken en tijdens de lessen. Dit werd versterkt toen de bezetter zich steeds meer ging bemoeien met de aanstelling van leerkrachten. Bij vacatures moest de voor dracht door het departement van onderwijs worden goedgekeurd. Wanneer deze twee keer door het departement werd geweigerd ging dat zelf tot benoeming van (uiteraard) pro-Duitse leerkrachten over. Het zogenoemde Opvoe- dersgilde hanteerde voor benoemingen vanaf medio 1942 de volgende eisen: 'onderwijsgevenden moeten bereid zijn om mee te werken aan de eenheid van ons volk, De Joodse school op de hoek van de Samuel Levissonstraat en het Jacobijnerkerkhof, met het Joods monument in Leeuwarden, dat bestaat uit een zuil en een klaagmuur met twee zijbeuken. De zuil heeft de vorm van een mezoeza Foto: Harry Drent moeten begrip hebben voor het nationaal- socialisme en voor het streven de samen leving der volken te richten op de gemeen schapsidee met daarbij de leidende taak van het Groot-Duitse Rijk in het nieuwe Europa. Zij moeten er ernstig naar streven om de be trekkingen tussen het Duitse en het Neder landse volk te verbeteren'. Tegen de ariërverklaring was nog weinig verzet geweest en de Schoolraad van het Christelijk Volksonderwijs (CVO) had nog ge steld dat men het christelijk onderwijs niet in de waagschaal mocht stellen door verzet tegen de ariërverklaring. Toen de regelgeving in het onderwijs door de bezetter werd aange scherpt, nam het protest hiertegen snel toe. In mei 1941 verscheen er een brochure, waarin de tijdelijke sluiting van schoolbibliotheken, de censuur op de leermiddelen en de ariërverkla ring werd bekritiseerd, met als conclusie: de bezetter is van plan om in te grijpen in het on derwijs en wil nationaal-socialistisch den kende onderwijsgevenden op de scholen. Toen in januari 1941 in een herderlijk schrij ven werd herhaald dat de genademiddelen van de rooms-katholieke kerk werden onthouden aan NSB'ers en leden van nationaalsocialisti- sche mantelorganisaties, werd Seyss-Inquart woedend. Hij verlaagde de salarissen van kloosterlingen die op scholen lesgaven met 40% en verbood geestelijken langer hoofd van een school te zijn. Zowel de protestanten als de katholieken weigerden bovendien de namen van Joodse leerlingen te geven. Ze be sloten uiteindelijk om nieuwe verordeningen onder protest af te wachten als die in strijd waren met de in de grondwet vastgelegde vrij heid van onderwijs. De scholen die zich ver zetten liepen het risico om de subsidie van de school te verliezen. Het onderwijsverzet werd in Leeuwarden geleid door Hendrik Algra van het Gerefor meerd Gymnasium en Atze Bergsma, hoofd van de Oranje-Nassauschool, verzetsstrijder en in 1945 districtscommandant van de NBS. Voor het openbaar onderwijs was openlijk ver zet een stuk moeilijker, omdat het werd be stuurd door de gemeente met aan het hoofd de NSB-burgemeester Schönhard. 17

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2017 | | pagina 19