Leeuwarden in onrust,
het Pachtersoproer van 1748
Laten we eerst eens kijken hoe onze
stad er toen aan toe was. Evenals el
ders in het land was het omstreeks
1750 in Leeuwarden de dood in de
pot. Ook hier heerste de jansaliegeest en
scheen men ingedommeld. Wel was er onder
ling gekrakeel en strijd om de macht. Was er in
de zestiende en zeventiende eeuw een gestage
groei van de stad geweest, in de achttiende
eeuw stond de uitbreiding nagenoeg stil. Toch
wil dit niet zeggen dat er geen bedrijvigheid
was, maar men teerde te veel op wat was ge
worden en zocht geen nieuwe wegen.
Er waren ook veel klachten over het slechte
bestuur: een oligarchie had de macht in han
den. De heren hadden minnelijke schikkingen
onder elkaar en bezetten baantjes volgens een
rooster. In Tresoar liggen oude contracten,
waarin ze elkaar beloven, tot bevordering van
de welstand en de rust van het vaderland, el
kaar niet te zullen tegenwerken, maar de
baantjes eerlijk te verdelen. En wie het minst
voordelige baantje kreeg, ontving er van de
anderen een subsidie bij. Tot die baantjes be
hoorde ook dat van pachter van de belastingen
op het gemaal. En juist dat die belastingen
verpacht werden, wekte groot verzet. Boven
dien drukten zij en enkele andere juist op on
misbare dingen, bijvoorbeeld op meel en op
turf. En wat over Harlingen of Lemmer of
langs andere wegen door de schippers uit an
dere gewesten werd ingevoerd, was bij de
Friese grens al weer aan belastingen onder
worpen. De ergernis nam zo toe dat de tijd rijp
was voor een heus oproer: het Pachtersoproer,
niet dóór, maar tégen de pachters.
Daden van geweld
Het oproer sloeg op zaterdag 25 mei van
Grijpskerk over op de grietenijen Tietjerkste-
radiel en Achtkarspelen en breidde zich uit
over heel Friesland. In Bergum was op die dag
een oploop bij de roggemolen, meest van 'jon
gens en minder volk'. De reden van deze sa
menkomst was de belasting op het gemaal; de
granen werden in de dorpsmolen gemalen,
maar eerst moest er belasting voor worden be-
Paul Bron
Verhalen in Leovardia spelen zich vaak af in
de stad zelf en dat is begrijpelijk, want daar
vinden we veel van de oudste historie. In
dit artikel spelen evenwel vooral dorpen
rond de stad een rol: Lekkum, Hempens,
Wirdum, Huizum, Reduzum, Wytgaart. En,
voor de tijd waarin het speelt, de zoge
naamde uitbuurten het Vliet, het Oldega-
lileën en de Schrans, liggende buiten de
stadsgracht. Niet de ingezetenen van
Leeuwarden dragen dit verhaal, maar de
omwonende boeren, schippers en buiten
lui, getergd als ze waren over de verpach
ting van de gemaalbelasting. Het was rond
Pinksteren en die viel laat in 1748, op 2 en
3juni en de week daarvóór was voor Leeu
warden vol spanning.
Gezicht op de Hoeksterpoort in Leeuwarden in 1790. Links zijn de bomen op het Bolwerk te zien en
rechts de vernieuwde buitenpoort Tekening Jan Bulthuis