Wat is nu de geschiedenis van de Sixma graf
kelder en wie hebben er in begraven gelegen?
De oorspronkelijk aanwijzende tafel van 1832
maakt melding van perceel nummer 16 in Hui-
zum met als beschrijving 'een huis en plaats
en begraafplaats met een oppervlakte van 230
m2'. Met nog een aantal andere percelen is dit
de eigendom van de erven van mevrouw Van
Sixma, die hun woonplaats hebben in Wei-
dum. Op dat moment heeft de kelder zeker be
staan, maar wat het precieze jaar is waarin de
kelder is aangelegd, is onzeker. Er zijn rede
nen om te veronderstellen dat de kelder vóór
1809 is gebouwd. Dit feit kan worden afgeleid
uit een door Fokel Berber van Beijma eigen
handig geschreven codicil uit het jaar 1811. Zij
stelt in dat codicil, dat zij het extraatje voor
het Sixma-fonds heeft bedoeld voor het in
stand houden van de door haar man en haar
aangelegde begraafplaats en grafkelder. Het is
dan weer niet te begrijpen, dat Bartel van
Sixma in 1809 eerst in de Dorpskerk begraven
is geweest en pas later is overgebracht naar de
Sixma-grafkelder. De kelder en begraafplaats
zijn destijds aangelegd aan het voeteneind van
het landgoed van Sixma State. Deze stond in
dertijd op de hoek van de tegenwoordige Hui-
zumerlaan en de Verlengde Schrans en strekte
zich uit tot ver in het dorp Huizum (zie af
beelding pagina 9).
In de kerk begraven mocht, tot tijdens de
Bataafse Republiek de Franse wetgeving van
kracht werd. Op een enkele uitzondering na
kon er dus niet meer in de kerk begraven wor
den. Na het vertrek van de Fransen was het be
graven in de kerk tot 1827 weer toegestaan.
De grafkelder is vooral in de eerste helft van
de twintigste eeuw onderwerp van zorg ge
weest. In het HCL is een aantal archiefstukken
bewaard gebleven uit 1927 en een latere peri
ode, te weten 1948/49. Op 26 mei 1927 schrij
ven de heren A. Hoving en P.M. Huizinga een
brief aan de Gezondheidscommissie van de
gemeente Leeuwarderadeel. Ds. Hoving is de
tijdelijke predikant van de hervormde ge
meente van Huizum en in die hoedanigheid
bestuurder van de Sixma-stichting. De door
Huizinga bewoonde woning, nummer 64, en
het naast gelegen pand hebben last van
klamme bedsteden. De heren vrezen voor de
gezondheid van de bewoners. Dat de slaap
plaatsen vochtig zijn, komt volgens de schrij
vers door de grafkelder, die vol water staat. De
Gezondheidscommissie, die haar zetel heeft
in Menaldumadeel, gaat op onderzoek uit en
stelt vast dat het water in de kelder hoger is
dan het grondwater. De conclusie is nu ge
rechtvaardigd dat de kelder waterdicht is en
dat het water in de kelder niet de oorzaak kan
zijn voor de vochtige bedsteden van beide hui
zen. Niettemin vindt de commissie dat Jan
Trip, de eigenaar van de grafkelder, er voor
moet zorgen dat de grafkelder goed wordt af
gesloten. De gemeente Leeuwarderadeel
schrijft hem aan met de opdracht om de kelder
leeg te pompen en goed af te sluiten; de volks-
gezondheid is in het geding. Dit laatste heeft
de gemeente Leeuwarderadeel zelf verzonnen,
want de Gezondheidscommissie is van oor
deel, dat juist in de woning nummer 64 de
slechte atmosfeer in de bedstede te wijten is
aan het feit, dat zij boven de vochtige kelder
van de woning ligt.
Jan Trip antwoordt de gemeente Leeuwarde-
radeel dat hij met de burgemeester van Leeu
warden - Van Beijma - in onderhandeling is
e n hij vraagt zich af of de kelder ook geruimd
mag worden. De gemeente Leeuwarderadeel
wil weten wanneer de laatste bijzetting in die
kelder heeft plaatsgevonden. Volgens Jan Trip
moet dat in december 1863 geweest zijn, het is
zijn overgrootmoeder Geertrui Trip, die het
laatst in de kelder is begraven. En dan valt het
aan beide kanten stil, tenminste er zijn geen
andere stukken meer in het dossier. Van op-
LcovitV3t^i.
De Sixma grafkelder
De woning Huizum-Dorp 64. Het bepleisterde gedeelte op de zijgevel markeert een verdwenen ge
bouw, Het Gesticht Collectie Johan Dalstra