Ir;: "VMü y \h':\ ,,el£ucfo de ^root'' en de „Dobbelstienen" Jy /Ad' 1 V\i w ~sX, 1S-ju_, tt J' V;, ls jongens vónden wij een locomo- tief een geweldig mooi ding. Ik was teleurgesteld, dat er op de Spoorwégtentoonstelling in de Beurs niets meer te zien was van onze ge liefde oude trekkers. Vooral die van dc Hollandse Spoorwegmaatschappij, de H.IJ.S.M., waren zeer geliefd, ook omdat ze eigen namen hadden. Dat waren o a. de Eos, de Orffcus, de Krates. de Hydra, de Gover't Flinek, de Hugo de Groot enz. Deze machines zagen er altijd keurig schoongemaakt en gepoetst uit en de namen in geel koperen letters waren ook bij de snelle vaart van de treinen nog gemakkelijk te lezen. Deze locomotieven waren zwart, in tegen stelling met de groene van de Staatsspoor wegen. Wel hadden de „groene S.S.-ers" ;en verkoperd stoomdom, dat prachtig blonk in de zon, maar ze hadden geen namen, alleen nummers. (De overeenkomst met een ander soort S.S.-ers is treffend, maar onbedoeld. Red.). Wij stonden veel bij het Spoor ie kijken en wisten van het personeel al onze buren waren spoormensen precies lioe zo'n locomotief werkte. Verder verdiepten we ons zozeer in de spoorwegaangelegen heden, dat we precies wisten, wanneer de Eos, de Hydra enz. na het vertrek weer terug zouden komen. Natuurlijk kenden we ook het verschil tussen een sneltrein- locomotief en die van een boemeltrein. De boemeltreinen stopten bij „alle hekken en mesthopen", wat onvriendelijke benamin gen "waren voor: Jellum—Bounii, Beers. Jorwerd, Mantgum, Wieuwerd, Bozum en Schamegoutum Bij de wachthuisjes stond de vrouw van de baanwachter in een donkerblauwe jurk- met rode biezen en met een ij z e r e n hoge hoed op (het was immers de Hol landse IJ z e r e n Spoorweg Mij), die met een witte vlag in de hand het teken „alles veilig" gaf. Bijverdienste In mijn jeugd waren we veel bij de over- t weg aan de Kerkhoflaan in Sneek. Deze werd op ongeveer een kilometer afstpnd bediend door een spoorman, die Bleeker heette en ook met de zorg voor de spoor brug was belast. Soms knapte de draad, wanneer de bomen gesloten waren en dan maakten we ons verdienstelijk door ze voor voorbijgangers op te tillen. Vaak kregen we dan één of twee centen en deze bijverdienste beviel ons best, zo best, dat sommige jongens het bedrijf op gang brachten door op de bomen te gaan hangen wanneer Bleeker ze omhoog wilde halen. Dan knapte de draad en wij konden onze „hulpvaardigheid" weer demon streren De tram Ook de tram -had onze grote belangstel ling een belangstelling, die voor de trammensen soms hinderlijke vormen aan nam. Eens stond er een tramlocomotief onbeheerd. Mijn maat en ik waagden ons op het vehikel en mijn kameraad opende de „lat" een eindje uit pure nieuwsgierig heid. „Poef, poef", zei het ding en er kwam be weging in. Hij sprong er af en ik draaide Avonturen met spoor en tram van een oud-Leeuwarder -as-i-c - Het oude Leeuwarder tramstation. de lat weer terug. Gelukkig had de locomo tief nog niet veel gang, zodat ik er ook af kon springen. Meteen kwam een man de loods uitvliegen, die woest op ons afstorm de met de kreet „A, krekt op tied!" Maar hij was te laat, want we trokken de klompen uit en konden op sokken harder lopen dan de mannen van de tram en misschien ook weHiarder dan de tram. zelf! Een onzer lezers, de heer P. v. d. Brug, heeft naar aanleiding van'het eerste nummer van „De Leeuwarder Gemeenschap", waarin bijzondere aandacht werd besteed aan de Spoorwegen, naar de j>en gegrepen en verschillende herinneringen rooi, ons op papier gezet. Wij waarderen dit zeer en wij ge loven, dat onze lezers deze vorm van „levende historie" evenzeer zullen waarderen. Daarom geven wij de lieer Van der Brug op deze pagina het woord en zijn verhaal wordt met een tekeningetje van zijn hand ge ïllustreerd. Door dit prentje merkt de lezer al direct, dat de schrijver niet alleen aan de spoorwegen, maar ook aan wijlen de Stoomtram aandacht besteedt. Een botsing In 1903 kwamen we in de Elizabethstraat te wonen, waar de tram achter ons huis langs liep, van het voormalige tramstation, v ia de Willemskade en de Sophialaan naar het Spoorstation. Wij waren ongeveer de eerste bewoners van deze straat en naast ons waren timmerlui, metselaars en schil ders aan het werk. Op een morgen ik meen op een Vrijdag hoorden wij de tram bellen, waarop de werklui (ze zaten juist aan de koffie) hard begonnen te schreeuwen: „Ho!.... hei!ho!" We zagen buiten een loco motief van links en ook een van rechts komen en. ze reden met een harde klap tegen elkaar! Het hete water spatte naar alle kanten en 't was allemaal stoom (of liever gezegd: waterdamp). De machinist van de tram, die van het tramstation kwam, was er afge sprongen, maar de andere riep: „Ik was er nooit afgesprongen." Gelukkig liep het ongeluk met alleen mate riële schade af, alleen de locomotieven waren beschadigd. Wc noemden dergelijke locomotieven altijd „De dobbelstien" of De koffiemolen". P. v. d. BRUG

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1952 | | pagina 7