DE SCHOOL VAN VROEGER Kinderen in een vunzig hol Leerlingen moesten zelf turven meenemen 8 Onder dc titel „Uit de oude en nieuwe doos" heeft in 1875 de toen tachtigjarige oud hoofdonderwijzer B. L. van Alhada zijn herinnering geboekstaafd. Oorspronkelijk geschiedde dit in het toenmalige „Schoolblad"later zijn deze schetsen in een bock verzameld, dat men in het Gemeentelijk archief van Leeuwarden kan vinden. Het is een interessant en prettig leesbaar boek, want deze oude schoolmeester, die een Leeuwarder van geboorte was, had veel te vertellen over zijn jeugd, zijn (afgebroken) studie in Groningen en zijn werkzaamheden als onderwijzer te Oudebildtzijl en te Workum. Bovendien vertelt hij op een geestige manier, al ontbreekt hier en daar een droeve of zelfs wrevelige ondertoon niet. Dit laatste vergeeft men hem echter gaarne, want ook in een groot deel van de vorige eeuw was de schoolmeester nog een veel-geplaagd man, niet zozeer door de kinderen als wel door zijn werkgevers, die de ojwoeder van de jeugd tot een manusje-van-alles degradeer den. Meester Van Albada heeft bijvoorbeeld in Workum ook nog de taak van klokluider en uurwerkverzorger op zich moeten nemen We willen onze lezers een korte samenvatting van en enkele fragmenten uit het begin van dit boek niet onthouden. Dit behandelt dus de jeugdjaren van de schrijver. De lezer wordt uitgenodigd een vergelijking te trekken tussen het onderwijs van toen en dat van nu. De schrijver vertelt: „Omstreeks de lieve Mei van 1797, mijn bloem- en bloeitijd, drentelde ik, aan de hand myner grootmoe, naar de kleinkinder- sehool van Feikje-moei in de „Kalverglop". om er de eerste lessen van wijsheid en ken nis in te drinken. Ik had ruim de vijf jaar bereikt en slofte grootmoe achteraan, dit haar tred verdubbelde en mij met horten en stoten ter strafplaats leidde. Om in mijn dwars humeur het evenwicht wat te herstellen, kocht grootmoe mij bij een koekbakker wat moppen en molbonen. Ik hoorde de man vragen: „Zal uw jongetje naar school?" „Ja", zei grootmoe, „ik kan geen baas van hem worden 'k wil zien of Feikje-moei dat kan." „Die kan dat", liet de man er op volgen ,,'k heb er ook een jongen; ze spaart de roede niet ze weet het rietje te buigen terwijl het jong is". Onderwijl sprak Ootje van „braaf oppassen, zoet zijn, stil zitten en niet pruilen"; daarop stopte ze mij twee duiten in de zak, die ik tegen diverse zoetigheden bij Feikje-moei moest verwisselen." De jongeman begon de toekomst wat lichter te zian, maar toen hij de school was binnen geduwd en „ootje" hem aan zijn lot en de zórg van Feikje-moei had overgelaten, ver anderde zijn stemming weer. Men kan zich dit voorstellen, wanneer men de beschrij ving van deze „kleuterschool" leest: „Onder huilen, schoppen, slaan en alarm maken werd ik in ontvang genomen. De deur werd achter me gegrendeld, opdat ik meniet aan desertie schuldig zou maken. Ik zag, dat een veertig- tot vijftigtal lotge noten zich gedwee en overwonnen in hun toestand schikten. Feikje-moei zetelde in een wijde leunstoel, die op een verhevenheid stond, hangende aan weerszijden ervan de plak en pees. Onder de schoorsteen brandde in een ijzeren pot een turfvuur, waarover een aarden pan hing, wier inhoud pruttelde, kookte en over kookte. Dit verschijnsel wekte de eetlust op en ik dacht aan mijn moppen en molbonen, doch een „stilletje", in een hoek van 't ver trek geplaatst, dat bij geregelde ipvolging werd bezet, benam mij schier alle eetlust." De eerste mop werd de nieuwe leerling handig door een mede-scholier afgekaapt. „Sommige jongens, die geen moppen had den, knaagden op hun Haneboek of zogen op de duim, altijd met het oog op de prut telende pan, die een uienachtige geur over 't schoolgebied verspreidde. Feikje-moei combineerde dus twee bezig heden: ze kookte de middagpot en onderwijl onderwees ze de jeugd. Haar activiteit op dit laatste punt moet men echter niet over schatten, pas na enkele uren nieV doen kreeg de jongeman een Ilanehoek in die dagen het middel om lezen te leren. De nieuwe leerling moest zich er maar mee vermaken, de schooljuffrouw verbood hem alleen er aan te knagen. Daarna vertelt Van Albada van een belangrijk moment in het schoolleven: „Van een hoog hangende plank, boven haar gestoelte, haalde ze een blikken trommel naar beneden, rammelde er mee en op dat geraas kwamen enige jongens toeschieten en overreikten haar één of meer duiten, waarvoor ze suikerballetjes, koekjes, mol bonen of iets dergelijks in. ruil gaf. Toen die handel was gesloten, kwam ze bij mij met de vraag of ik ook duiten had mee gebracht. Ik antwoordde toestemmend en bekwam waar naar geld." Terwijl de leerlingen de mond vol moppen hadden begon de leesles; tot buiten dc school dreunde het „a, b ab. e, b= eb, i, b ib". Daarna werden psalmen gezon gen, dit alles in een lokaliteit, waarvan de schrijver vertelt: „Ventilatie was er niet dan door de deur. School uit de 17e eeuw.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1952 | | pagina 8