De grote school Feiten en feitjes uit de vorige eeuw als die openkvvam, en door een paar gebro ken vensterruiten. De vunzige lucht, die wij inademden, deed mij verlangen naar de kippen, die zich levenslustig op vrij grond gebied in de Kalverglop bevonden." Op de duur verbleekte de jonge Van Albada in dit troosteloze bol, hij werd „vadzig en lusteloos". Daarom werd besloten, dat bij tot de „Meesterschool" (de lagere school) zou overgaan. Hij was ruim een jaar bij Feikje-moei op school geweest en kende het Haneboek, benevens de Psalmen 65 en 100 op z'n duimpje. Het eerste bezoek aan de „grote school' beschrijft meester Van Albada als volgt: „De klok sloeg negen en, met de laatste slag, stormden veertig tot vijftig kinderen, aangedreven door de kwekeling (een opge schoten knaap), het schoollokaal binnen, tot blijdschap van de buurt, waarin zo menig soms bloedig, standje plaats had. Vader droeg mij aan de zorg van de meester op en vertrok. Op een lage bank, tussen een negental jongens, werd mij een plaats aan gewezen, vlak voor de catheder, in welke de meester altijd post hield. De Kwekeling gaf mij een nieuw Haneboek. Daar men door mijn vader wist, dat ik reeds enigszins gevorderd was, kreeg ik achter in het boek een taak, n.l. „het Allervolmaaktste gebed", om dat in stilte te spellen en te lezen, tot zo lang de meester mij voer de catheder zou roepen. Onderwijl nam ik eens hoogte van mijn omgeving en daarbij viel mijn oog op een lang, vierkant bord, waarop in vergulde letters gepenseeld was: „Leert den jongen de eerste beginselen, naar den eisch huns wegs". Bezijden dit bord was een turfkoker; iedere jongen moest elke dag een turf mee brengen, enige talhouten of een houtblok, de meisjes "brachten haar stoven mee. Nevens deze koker, in een hoek, was de strafplaats, die meest altijd bezet was. In 't gestoelte hingen handplak en hidlepees, de laatste half uitgerafeld. In 't midden van de school stond een vierkante kachel van gegoten ijzer. Achter mij stonden twee lange tafels, zon der hellend vlak, waaraan meisjes zaten, die- op papier schreven. Aan mijn linkerzijde een paar dito tafels, ook aan weerszijden bezet met schrijvende jongens en aan mijn rechterhand zaten jongens, die in „Willem Bartjens" rekenden. (Willem Bartjens was de schrijver van een bekend rekenboek vandaar de uitdrukking „volgens Bartjens' - Red). De overige zitplaatsen waren voor jongens van mijn slag, die veroordeeld waren on afgebroken in hun Haneboek te zien. Leien waren alleen bij de rekenjongens in gebruik zodat wij, kleinen, altijd met ledige handen zaten. Die op 't schrift schreven moesten zich zelve van een inktpot voorzien en pen nen en papier van de meester kopen. De cursus van schoolboeken, die men moest doorlopen, bestond uit 't Haneboek, nieuw spel- en leeshoek, 't Evangelie, de Cate chismus, 't slim schoolboek, de trap der jeugd, oude brieven en couranten. Wie dat alles had doorworsteld heette „doorge leerd". Wijl er kapstokken ontbraken, moesten we altijd met gedekten hoofde zitten, wat in de zomer schrikkelijk lastig was onder een vilten hoed. Ventilatie was er bijna niet; alleen een paar tuimelramen in de zuider muur en nog een paar lichtramen buiten dien. De vloer bestond uit gebakken, vier kante stenen, zodat wij immer met koude voeten thuis kwamen." De jongeman moest al de eerste dag een proeve van bekwaamheid in het lezen af leggen. Hij bleek weliswaar enige vaardig heid in deze kunst te hebben verworven, maar zijn manier van spellen bevredigde de meester niet. Daarom moest hij nog eens bij het begin van het Haneboek beginnen. Al spoedig vorderde hij in de wetenschap, hij las alles wat er in de school te vinden was. Op zijn tachtigste levensjaar herinner de hij zich nog het volgende voorbeeld van de zeer merkwaardige kinderlectuur uit die dagen: Hoor, Bregtjemorgen trouwen wij. Zei Pieter tot zijn bruid: Kom, laat ons zingen, lieve meid. Dat niets de liefde stuit! Piet trouwt haar op een Donderdag, Op Vrijdag zoent hij Bregt; Hij klopt haar af op Zaterdag En jaagt haar Zondags weg. OOK DIT IS LEEUWARDEN. De oude kerk van het dorp Huizum. 6 Februari 1802: H. Wigersma komt wonen in het Nauw te Leeuwarden en neemt de van ouds bekende hoedenfabriek over van wijlen T. van Dalen. 2 Juni 1802: In de schouwburg op de Breedstraat te Leeuwarden wordt, ter ge legenheid van het vredesfeest, door de Nederduitse tonelisten vertoond „Loon naar Waarheid" of „De gesluierde Vrouw", to neelstuk van Kotzebue, besloten met een lof zang op de vrede, met vol orkest en zang stemmen. I September 1802. Ds Bernardus Verwey te Marssum bekroond door het Nut met twee gouden medailles voor een bijbels leesboek voor de school en voor een prijsverhandeling over de vraag of de godsdienst volstrekte verzaking van alle vermaken vordert. 15 November 1802. De burger L. S. Loude doet publiek electrische proeven in de lief- hebberij-comedie bij J. Postumus in de Haniasteeg te Leeuwarden. 20 April 1803. Aanbesteed het afbreken der oude en weer opbouwen van de nieuwe synagoge te Leeuwarden. 4 Augustus 1803. Capelin laat in het veld achter de Bogt van Guinee te Franeker een luchtbol op, hoogte 30 voet en omtrek 90 voet. 29 Augustus 1803. Verkoop der grote stal ling met koetshuis, bevattende 44 paarde- stallen in de Doelestraat te Leeuwarden, vroeger eigendom van de Vorst van Nassau. O

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1952 | | pagina 9