ISl ICC'IIT VOOR JËU«D 8 HET GELOOF IN DEZE JEUGD IS HAAR KRACHT. Deze spreuk Iwngt aan de wand in het clubhuis „De Stins". Het is een geschenk van het clubhuis „De Mussen" uit Den Ilaag. Niet alleen daarom natuurlijk heeft deze spreuk zo'n goed plaatsje in het grote gebouw aan de Voorstreek gekregen. Vlak bij de ingang en dus bij de trap naar boven. Een in het ooglopende plaats, maar de jeugd loopt er gemakkelijk aan voorbij. Trouwens, welk kind leest er nu spreuken en als het dat zou doen, zou het deze ook nog niet be grijpen. Het is een moeilijke spreuk, maar de betekenis daarvan ondervindt de clubhuis- jeugd dagelijks. De leiding gelooft in de kinderen, die daarom een grote mate van vrijheid genieten. Vrijheid in gebondenheid, maar dat laatste is een moeilijk te omschrijven begrip. De maatstaven die daarvoor gelden zijn in het clubhuis anders dan bij het verenigings jeugdwerk, zoals allen dat kennen. Daarom zouden die velen heel vreemd opkijken wanneer zij eens onverwacht een kijkje in „De Stins" gingen nemen. Het zou er hun wellicht te druk, te roerig, kortom te ongeorganiseerd toe gaan. Inder daad, zo is het. Het clubhuiswerk is niet te vergelijken met het werk van de jeugd organisaties. Dat blijkt reeds uit het woord „organisatie". Het clubhuis richt zich im mers op de ongeorganiseerde jeugd. De kinderen, die niet deelnemen aan het werk van de jeugdverenigingen. Kinderen, die vaak thuis hun heil ook niet kunnen zoeken, omdat zij in eenkamerwoningen, in krotten wonen. Soms ook ontbreekt er aan de ge zinsband het enige en voor al die kinderen is de straat dikwijls de plaats, waar zij buiten de school het grootste gedeelte van de tijd doorbrengen, soms tot diep in de avond. De straat met alle verleidingen van dien voor de opgroeiende jongen, het op groeiende meisje! Dit is een zaak, die heel de gemeenschap aan gaat en niet louter de betrokken ge zinnen. Waarom woont men dikwijls in een slechte woning? Toch zeker omdat er niet een beter huis is te krijgen! En laat het nu de schuld van de gezinnen zelf zijn, dan nog mag men ze niet laten schieten. De zwakste schakel bepaalt immers de sterkte van de ketting en die ketting is dan de samenleving. Nu kan gelukkig niet gezegd worden, dat deze taak in en door de Leeuwarder samen leving niet zou worden verstaan. Het be staan van het clubhuis is daarvan het tast bare bewijs. Dat het na enkele jaren nog bestaat en tot een zekere bloei is gekomen is een tweede, niet minder belangrijk be wijs. Het vertelt, dat Leeuwarden dit clubhuis, na het op gang te hebben geholpen, niet los laat. Dat is heel belangrijk, want dit werk kost veel geld. Een jaarexploitatie van vijftien, twintig duizend gulden is werkelijk niet mals! Voor al dit geld gebeurt echter ook veel. Een overzicht van- de activiteiten van het clubhuis toont dat duidelijk aan. Neem nou bijvoorbeeld het kampwerk dat zomers wordt gedaan. Natuurlijk betalen de kin deren er zelf aan. Het volle pond kunnen zij echter niet betalen, omdat dit de smalle beurs van de gezinnen te zwaar zou be lasten. De rest moet dus uit de grote pot komen, ook al zet men dit kampwerk nog zo zuinig op. Het is noodzakelijk werk, want een deel van de zomer in ieder geval in de vacantie is de deur van het clubhuis op slot. Toch mag de band met het clubhuis niet losser worden, omdat anders al het werk gedurende de winter verricht voor een deel teloor zou kunnen gaan, waarbij dan nog stilzwijgen wordt voorbijgaan aan het belangrijke feit, dat het van niet minder groot belang is, dat de jeugd eens een enkele week per jaar helemaal buiten de stad vertoeft. En werkt ook niet het kamp gemeenschapsvormend! Maar dan 's winters het clubhuis. Van on geveer midden September tot eind Mei gonst het er van bedrijvigheid. Elke werk dag van ongeveer vier uur af tot half tien toe. Hoe druk het er wel is, blijkt wel uit het feit, dat in deze periode een kleine dertig duizend bezoeken aan het clubhuis worden gebracht. Dit betekent, dat dage lijks gemiddeld een 120 kinderen in de Stins komen. Soms zijn dat er veel meer, want het is Deze nu)ken wat.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1952 | | pagina 8