13 De Nieutoeburen van nu en de Xieuweburen van vijftig jaar geleden. „Ik kan niks meer van Keesje verstaan, klaagde een van de meisjes. „Meneer, laat lange Kees stil zijn, 't is net zo spannend," vroeg dikke Hendrik, die door het rumoer wakker was geworden. „Lange Kees, schei uit," riepen we alle maal tegelijk. „Als jullie zo schreeuwen, dan kun je niets van Keesje horen," brulde lange Kees, ter wijl hij rechtop in de bank ging staan. En intussen bleef Visser, de onverstoorbare Visser, voortgaan met zijn boeiend verhaal. „Meneer, meneer," riep het meisje en ze zwaaide met haar hand. „Misschien kan Visser een beetje luider spreken? We kun nen zo niets verstaan." Visser vond het verzoek blijkbaar redelijk, want hij vervolgde het voorlezen plotseling met het geluidsvolume van een marktkoop man: „Als men de plaatsdeur uittrad, had men eerst een soort van trottoir van gele klinkers, van omstreeks drie passen breed, en als men dan over ene hoge rollaag van blauwe klinkers heenstapte „Bocoeoe", hervatte lange Kees en de klas joelde. De Dijk was opgestaan. Hij wriemelde ner veus met zijn handen in de jaszakken. Zijn dikke hoofd schommelde heen en weer op de romp, de ogen rolden in hun kassen. „Jongens, jongens, dit gaat zo niet. 'her moet verandering in komen.... riep hij met een schelle, overslaande stem. Verschillende jongens waren uit de banken gelopen. Dikke Hendrik had de kaartstok veroverd en probeerde als toreador de stier Kees te doorsteken. Kees loeide uit alle kracht en sloeg wild van zich af. Er werden propjes papier met elastiekjes weggescho ten; een van de jongens vuurde voortdurend op het achterhoofd van Visser, die nog steeds doorging met voorlezen. Na een vol treffer sloeg Visser het boek dicht en wierp het zonder te richten of om te kijken ach teruit de klas in, waar een ander het opving en verder gooide. Tenslotte bleef het ergens in een hoek liggen. Het kinderuurtje was in volle gang. Nie mand stoorde zich aan de vertwijfelde kre ten van de leraar, die trouwens verloren gingen in het algemene rumoer. Er werd gejoeld, gelachen, gegooid, sommige jon gens probeerden een bank los te schroe ven.... dit verbijsterende beeld van wan orde was het gewone beeld tijdens de les van de Dijk, die geen orde kon houden Het rumoer was zo groot, dat niemand de korte tik op de deur had gehoord, waarmee de directeur, zoals gewoonlijk, zijn komst iij de klas aankondigde. Plotseling werd de deur geopend en de stilte viel als door een hamerslag. We kropen in onze banken en poogden braaf te doen. Maar de directeur lette niet op de leerlin gen. Hij wisselde enkele woorden met de Dijk, die hem naar de gang volgde. Even later kwam onze leraar terug; ;hij was zeer bleek en pakte tiervcus-haastig zijn tas. Zonder ons te groeten, verdween hij. De directeur nam het lesuur verder waar. De „Camera Obscura" verscheen weer op de lessenaars en nu werd er gelezen en ook geluisterd, want bij de Baas kwam zelfs het kleinste grapje niet aan de orde. We vroegen ons vergeefs af wat tot het overhaaste vertrek van de Dijk had geleid. De directeur sprak er met geen woord over, maar bij het uitgaan van de school hoorden we het van de concierge. De vrouw van de Dijk was plotseling zeer ernstig ziek ge worden. En toen we 's Maandags op school terug keerden, kregen we te horen, dat ze nog diezelfde Zaterdagmiddag was overleden. Ruim een week na het overlijden van zijn vrouw keerde de Dijk in school terug en zijn eerste lesuur was voor ons. Hoe onmen selijk wreed ons gedrag jegens hem altijd mocht zijn geweest, dit trof alleen de leraar. De mens in deze leraar had onze toegene genheid, omdat hij altijd gul was geweest in het schenken van hulp en vriendschap, gevraagd of ongevraagd. Maar dit lag bui ten liet verband van de school; in de klas zaten wc tegenover hem en zouden we aai\ zijn gezag onderworpen zijn geweest, wan neer dit gezag had bestaan. Onze overwin ning in dit tournooiveld behoorde tot een spel, waarvan wij de wreedheid toen niet beseften. Maar we beseften wel, dat we nu de taak hadden vrede of op z'n minst een wapen stilstand te sluiten. Daarover hoefde trou wens niet gesproken te worden; we spraken alleen af, dat een onzer de Dijk bij het be gin van de les zou condoleren. Hij kwam binnen zoals altijd, met onder de arm de volgepakte tas, die hij met de ge bruikelijke behoedzaamheid op het tafeltje legde. Onze klassevertegenwoordiger trad naar voren en bracht onze deelneming over. De Dijk luisterde, maar vestigde sterk de indruk met zijn geest afwezig te zijn. Hij bedankte kort en met een vage handdruk, terwijl hij uit het raam keek. En meteen vroeg hij ons, op de normale toon, de boe ken te voorschijn te halen. Er werd niet gerumoerd, er werd niet met tassen gesmeten. En in deze onwezenlijke rust begon de Dijk les te geven. We luister den en maakten aantekeningen. Zelfs lange Kees scheen attent te zijn. Onderwijl keken we naar onze leraar met een meewarige nieuwsgierigheid. Hoe had hij dit grote verlies doorstaan? Hij scheen de oude te zijn, maar we merkten, dat hij af en toe aarzelde en in zijn woorden bleef steken. Soms verbeterde hij zichzelf, vaak was hij onzeker in zijn optreden. Naarmate de les vorderde werd dit erger. De Dijk zweeg soms geruime tijd en keek dan hulpeloos over de klas, alsof hij steun verwachtte van zijn leerlingen. Maar deze leerlingen begrepen het niet. Ze veronderstelden, dat het leed de leraar in zijn verstikkende greep had en hem de mo gelijkheid om zijn werk te doen, belette. Ze voelden zich schuchter en durfden zich nauwelijks te verroeren, bang als ze waren hem onaangenaam te zullen treffen. Ze konden pas bevroeden wat er in de man omging, toen bij hem de uitbarsting kwam. Midden in de les sprong hij op, terwijl het over al zijn leden beefde. Met krampachtige vingers greep hij zijn bock en smeet het in een"hoek. De tas volgde, waarbij de inhoud over de vloer werd geslingerd, tot onder de banken. Strompelend en met hangend hoofd ging hij naar de deur. Toen hij in de deur opening stond, richtte hen zich op, keek met wonderlijk vlammende ogen over de klas en schreeuwde: „Waarom zijn jullie nu wel rustig? Ik wil weer gewoon leven En daarna slofte hij weg, de gang in. Hij is niet meer in de school teruggekeerd. Offi cieel heette het, dat een ernstige overspan ning zijn vervroegde pensionnering nodig had gemaakt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1953 | | pagina 13