HET HUIS MEI DE
8
liet huis met de geglazuurde gevel op de hoek Oude Oosterstraat—Ossekop.
P de hoek van ae Oude Oosterstraat en de Ossekop staat het huis met de geglazuurde
gevel", dat het oudste bekende stenen woonhuis van Leeuwarden is. Deze hoge
eer zou men het op het eerste gezicht niet geven; het staat daar vrij onaanzienlijk en het
bedrijf, dat in dit huis is gevestigd (een stomerij) brengt de voorbijganger nu ook niet
direct op de gedachte, dat hij met een historische merkwaardigheid heeft te doen. Voor
deskundigen op het gebied van de bouwkunst heeft het echter wel enige ojwallende
bijzonderheden, zoals de laat-Gothische hoog boven de deur. De geheimzinnige stenen
hebben lange tijd onder een laag ander materiaal schuil gegaan, maar ze zijn weer te voor
schijn gebracht. Het huis dateert uit het begin van de zestiende eeuw; in heel het land
is dit het enige restant van een gevel, die geheel van geglazuurde steen is opgetrokken.
Het huis op de hoek van de Oude Oosterstraat en de Ossekop is dus niet alleen een plaatse
lijke merkwaardigheid, maar zelfs een landelijk unicum
Bij een onderzoek naar de geschiedenis en
de tijd van de stichting bleek mij, dat het
perceel in het Groot-Consentboek van
Leeuwarden, lopende van 1592 tot 1599,
wordt genoemd en wel als „een huysinge
in de glesuerde gevel", die in gebruik was
bij Philips Corneliszoon. Met andere pan-
den wils het huls de 1ste December 1594 I
verkocht. v
Voor de verkoop was dit perceel, met de 1
andere, eigendom van mr. Focko Rom- 1
merts, de zoon van Matthias Rommerts, die p
van 1545 tot 1578 secretaris van de stad
Leeuwarden is geweest.
Het perceel daarnaast in de Oosterstraat
bevatte twee afzonderlijk verhuurde ka
mers en daarop volgde een huizinge met
hof en ledige plaats ter zijde van dit huis.
Dit vrij grote pand werd toen bewoond
door mr. Duco Wyarda, die in de naamrol
van de raadsheren van het hof van Fries
land in 1585 genoemd wordt als raadsheer
en die volgens een resolutie van de 12de
Mei 1589 werd benoemd tot procureur-
generaal van dat Hof. Van hem is niet veel
bekend, doch vermoedelijk was hij dezelfde
als de Olderman van Sneek, die in het jaar
1575 door Winsemius wordt genoemd. Hij ti
was gehuwd met Helena Sickema. li
Uit het Groot Consentboek blijkt verder, p
dat de jaarlijkse grondpaeht van al de ver-
koehte percelen moest worden betaald aan v
Frans van Camminga of aan ,,d' Gasthuys p
voochden" en wel ten bedrage van twee p
goudgulden en dertig stuivers. ii
In vergelijking met andere percelen blijkt h
dit een vrij belangrijke grondpaeht te zijn, C
zodat de oppervlakte van het terrein vrij v
groot moet zijn geweest.
We weten dat in de veertiende en de vijf- li
tiende eeuw vele woonhuizen der burgers g
werden gebouwd op grond, die vroeger hij
de huizen (stinsen) van voorname families F
behoorde. Deze families stonden de grond h
tegen een jaarlijkse rente af en daarbij ver- li
plichtte de eigenaar zich als schutsheer de g
belangen der bewoners te behartigen, ter- C
wijl deze erop rekende dat de bewoners bij p
vijandelijke aanvallen hun hulp aan de 4
bewoners van het voorname huis zouden I
verlenen. In zekere mate waren de bewo- li
ners dus onderhorigen van de heer. z
.V,
Uit het Floreen-register blijkt, dat de be- E
woners van de talrijke stinsen of huizen in w
Leeuwarden eigenaars waren van de gron-
den waarop de woningen der burgers wa- d
ren opgetrokken. si
In 1518 had Keizer Karei echter een bevel v
uitgevaardigd, dat deze grondpachten afge- n
kocht konden worden tegen betaling van e
de twintigste penning. Hieraan is blijkbaar k
in Leeuwarden niet veel gevolg gegeven, d
want in het laatst van de zestiende eeuw d
was de toestand hier nog vrij gelijk.
Na de hervorming kwam ook hierin spoedig li
verandering. De grondpaeht voor bepaal- u