FEBRUARI-SPROKKELMAAND
J
3
gulden geboden voor het aanwijzen
van de onverlaten, die de bomen op
het Schilpad hadden vernield; een
paar later werd er (weer eens) een
commissie gevormd, die ging over
de verfraaiing der stad door het
planten van bomen.
Of alle boomsnoeiers teveel op eigen
houtje" werkten, of dat er voor
deze vaklieden te weinig te doen was
in het boom-arme Leeuwarden, wij
weten het niet, maar in 1763 werd
de betrekking van stads-boomsnoei-
er opgeheven.
In de tweede helft der achttiende
eeuw plantte men wilgen langs de
Zwarte weg en men gaf J. de Vries
vergunning enige bomen te planten
voor zijn plaatsje „Vijversburg",
aan die weg. Ook kreeg Johannes van
Dijk toestemming twee bomen te
zetten op de wal voor zijn huis aan
de Waeze.
In 1786 zet men linden op het Rui-
terskwartier en in datzelfde jaar wer
den daar en bij het Schilpad borden
geplaatst, waarop het verbod stond
de bomen op een of andere wijze te
beschadigen. Door de eeuwen heb
ben wij niet kunnen leven zonder
bordjes: „verboden....".
Bij ons verhaaltje ziet u een por
tretvan de Stadstuin of Prinsen
tuin door Iz. Reijnders uit de eerste
helft van de negentiende eeuw. De
tuin zag er wat romantischer en
zwaarder bebost uit dan tegenwoor
dig maar is toch heel goed te her
kennen. Wat is het aantrekkelijke
voor ons. stedelingen, in deze tuin
en in onze stadsparken? Voorname-
die namen minder voor, totdat zij
jpeens weer gebruikt worden in of
ficiële stukken onder Lodewijk Na
poleon. Ook voor en gedurende de
Duitse bezetting was er een volks
groep, die zwaar onder buitenlandse
invloed stond en die de Nederlandse
benamingen weer gebruikte.
Februari heette dan op z'n oud-
Hollands: Sprokkelmaand. Men zat
in het midden der (ouderwetse)
winters en moest het huisvuur bran
dende houden! Dus toog men er op
uit met slee of zak en vergaarde in
de bosrijke streken, wat daar op de
aarde lag te wachten, afgeschud
door de Novemberstormen. Op het
platteland van Friesland zal er van
sprokkelen niet veel gekomen zijn en
in de goede stad Leeuwarden was het
waarschijnlijk geheel uitgesloten.
In 1732 werd een commissie benoemd
(deze vaderlandse sport bestond dus
tóén al!) om de oude bomen op de
stadswallen te doen uitroeien en ver
kopen, de borstweringen te planeren
(vlakmaken) en nieuwe bomen we
derom te laten planten; twee jaar la
ter werd uitgemaakt dat alleen de
bekwaamste hoveniers en arbeiders
het planten van nieuwe bomen op
zich mochten nemen. In 1746 werden
net als we reeds in 1631 zagen ge
beuren, olmen (iepen) voor de stad
aangekocht. Deze zo bij uitstek mar
kante bomen zijn heden ten dage ten
dode gedoemd en verdwijnen dus
meer en meer.
In 1724 heeft de stads-boomsnoeier,
o schande, twee bomen aan de sin
gel omgehakt en verkocht, zonder
eerst toestemming van de „bouw-
Maar via het sprokkelen komen we
bij de bomen terecht en daarover is
nog wel iets te vinden in de Resolu
tieboeken van den magistraat. Want
de vroede vaderen, die over onze
voorouders de scepter zwaaiden en
verantwoordelijk waren voor de goe
de gang van zaken, bemoeiden zich
ook met de aanplant, het onderhoud
en het rooien der (weinige) bomen
van Friesland's hoofdstad.
Op 4 Februari (dus óók in de door ons
te behandelen maand!) 1631 droeg de
raad aan de bouwmeesteren op om
duizend iepen voor de stadswallen
aan te kopen en in diezelfde maand,
acht jaar later, werd de Grachtswal
met lindebomen beplant tot aan de
houten brug over het Vliet en achter
de Amelandsdwinger. Op de oude
kaarten kan men zien, hoe netjes de
boompjes in 't gelid stonden! De
^melandsdwinger was, waar nu ka
zerne en gasfabriek staan.
In 1723 moesten de bomen aan de
buitenkant van de singel verkocht
worden en in datzelfde jaar besloot
men enige bomen te doen kappen,
die over de tuin van Hare Hoogheid
Mevrouw Princes Douairière van
Oranje en Nassau (Marijke Muoi)
hingen en het groeien der vruchten
belemmerden.
meester" hiervoor te hebben gekre
gen. Twee jaar later werd hem ge
last bij het snoeien der bomen niet
naar eigen willekeur te handelen,
maar dit in overleg met de oudste
bouwmeester te doen. De magistraat
had vier „bouwmeesters" naast zich
die elk jaar wisselden en die over
bouw, onderhoud en aanzien van de
stad gingen.
In 1748 werd een premie van 25