De wijndruif ontbrak hier, maar de wijn niet OCTOBER WIJNMAAND 7 Natuurlijk werd niet alleen uit „hoorns" gedronken; zilveren en glazen drink bekers, van de vorm zoals wij die nu ook nog maken, zijn al eeuwenoud. Een zeer merkwaardige drinkbeker in het Fries Museum is wel de zestiende-eeuwse „cocosbeker", gemaakt van een cocos- noot, gevat in zilveren banden en met een zilveren voet. In de harde noot zijn meestal in de kerken aangetroffen wor den. Onder de aanwinsten van het Fries Museum "in het vorig jaar wordt een van die bekers aangetroffen en wel uit Wij- naldum, met prachtig graveerwerk. Hij werd in 1643, waarschijnlijk door een Bolswarder zilversmid, gemaakt en is geheel bedekt met Bijbelse voorstellin gen. Onder op de bodem staat een rand- Het is alweer door de Romeinse jaar-indeling van vóór keizer Augustus, dat ónze tiende maand de naam van de „achtste" gekregen heeft. Ons zegt de naam „wijn'maand ook al weer niet veel, daar de druiven waaruit men die drank perst, nu eenmaal niet in onze kille provincie voorkomen. Heel, heel vroeger wilde de wijnrank in Limburg nog wel wat presteren, maar noordelijker waagde hij zich niet. Tóch hebben we in Leeuwarden een „Druif streek", genaamd naar een vroegere bier brouwerij: „De Druif". Ook kennen wij de naam „Droevendal"; men denkt dat die straat genaamd is naar de daar ter plaatse geplante druiven van het Gali- leër-klooster,- anderen zeggen dat de naam er op doelt dat die straat gelegd werd over het voormalig Galileër-kerk- hof. Wij zoeken tevergeefs in die buurt een Wijn-straat, -steeg of -plein; vinden slechts een Züüp-steeg! Wijn zal er toch heus wel eens gedron ken zijn in onze stad; bij speciale gele genheden werd de eredronk uitgebracht. Daarvoor had men glazen nodig. In de zeer oude tijden werd de wijn of het bier gedronken uit runderhoorns; deze hoornvórm werd nagemaakt in zilver en goud en zelfs in glas. Er zijn glazen drinkhoorns gevonden langs de Rijn, die stammen uit de derde of vierde eeuw na Christus. Men begrijpt niet hoe deze broze „glazen" héél uit de aarde te voor schijn zijn gekomen, na zulk een lange tijd. Uit geschriften van Worp van Thabor weten wij, dat de Friezen mond, midden en uiteinde van drinkhoorns met gouden of zilveren banden versierden welnu, van de glazen drinkhoorns in het Rijks museum heeft een exemplaar een in het vuur vergulde mondrand en spits. In het Fries Museum is een drinkhoorn met een band van been te zien; een zilveren van het Sint Anthonis Gilde uit Staveren van 1397. verschillende taferelen uit de gelijkenis van de Verloren Zoon gesneden; het zilver werd bewerkt door de Leeuwarder zilversmid Leenert Danckerts. Uit oude tijden dateren ook de Avond maalsbekers, die soms in musea maar schrift: „Veel grooter vreucht in eer en deucht is soberheijt, als vrolijck sijn bij bier en wijn in gulsichheeyt". En met deze woorden besluiten wij ons Wijnmaand-verhaaltje! M. J. VAN HEEMSTRA

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1955 | | pagina 7