J gelukkig <:Yileuwjaar Berijmde gelukwensen van vroeger Feiten en feitjes uit de vorige eeuw 13 Ten goed uiteinde en een goed begin!" „Veel heil en zegen!" In hoeveel landen en in hoeveel talen hebben de mensen dit elkaar weer toe gewenst bij de recente jaarwisseling? Waarom zou men elkaar ook niet een gelukkig nieuwjaar toewensen? Dat is nu eens iets vriendelijks wat de mens heid in het openbaar uitspreekt! De nieuwjaarswens is al heel oud en wordt tegenwoordig voornamelijk per nieuwjaarskaartje uitgesproken en vroe ger met prachtige zelfgeschreven brie ven, op papier met satijnige rozen ver sierd. Iets wat we tegenwoordig weinig meer zien is de nieuwjaarswens-om-de- nieuwjaarsgift. Op het gemeente-archief berusten nog prachtige exemplaren uit de 19de eeuw, netjes opgeborgen in een kartonnen portefeuille. TORKS Wil 11» A MTS M Mtt'VÏI TOR*» Uurytr IfcfcO* «ItftJt?*, V« w» fyi Op de nieuwjaarswens van de toren wachter, die in 1839 werd uitgegeven, komt een afbeelding voor van de Nieuwetoren, die in 1884 wegens bouw valligheid werd afgebroken. De toren stond op het tegenwoordige Klokplein Wij hebben daar eens gegrasduind en bevonden, dat o.a. de besteller der veer schepen, Bruins, prachtige gedichten liet maken of zelf maakte? Hij voer „op Dragten, Bakkeveen, Oudega, Smalniè en Beetsterzwaag", hij vervoerde het jaar door vele zaken, o.a. wild uit Bakkeveen en „Haas van 't Boschrijk Beetsterzwaag". „Ik loop ook voor dat Oudega Waar zoo veel Vromen woonen, Men houdt er beste Knollen na, Ik wil ze U wel eens toonen. Doch Dragten geeft de meeste vracht, Dat nijver, bloeiend Vlek: Als men van ginds de Knollen wacht Kom hier van daan het Spek. De Dragster Koek heeft ouden roem Ik breng ze veel present Maar waarom of 'k ze lekker noem, Is me eig'lijk onbekend.'' Voorts waren er de „Ratelwagts", die behalve hun nieuwjaarswens ook een (vakverenigings?) lied lieten drukken, dat gezongen moest worden op de melo die van „De wereld is in rep en roer" (er schijnt dus weinig veranderd te zijn aan het aspect van onze goede aardbol sedert de vorige eeuw): „Wanneer wij in den donkre nacht, Onz' pligt vervullen op de wagt, En voor de ruste waken; Op dat en huis en erf en stal, Geen nachtbezoek ontvangen zal, Van fielt of slechte snaken; Die tot de slaap zijn oogen sloot, Dan rust de achtbre Stadgenoot, Dan leeft hij vrij van zorgen; Doch hij die vroeg deez stad verlaat, Wanneer hij om affaire gaat, Dien wekt men in den morgen; Gij ziet dan goede Burgerschaar, Het ware nut der Ratelaar, Wil hem dan niet verachten; Al is zijn kleding nog zoo slecht, Die hij bij nacht om 't lichaam hecht. Zijn beurs heeft niet meer krachten." Na de „Ratelaar" (die wij alleen nog als bloem kennen) met zijn om 't lichaam gehechte kleding, zijn er de wijnwerkers, die met z'n beiden afge beeld werden, een wijnvat tussen zich in torsende. Voorts de „Klokluiders van de Oldehoofd en Nieuwetoren": „Zie dit oud gebouw eens pralen, Ouder dan driehonderd jaar, Niets kan bij z'n schoonheid halen, Wat men in Vriesland wordt gewaar. Zie zijn dikke en sterke muren, De uitbouw van gebeiteld steen, Dat drie eeuwen kon verduren, 't Welk Van Aken bragt ineen; Hij de meester van het bouwen, In zijn plannen waarlijk groot, Kon men zulk een werk vertrouwen; Die acht stuivers 's daags genoot, Boven dat, een tabbaards laken, Wet een gouden Leeuw borduurd; Wie zou daarvoor torens maken Als me nu Architecten huurt?" Ja, wie? Ook de Stadsreinigers vroegen begrip voor hun dagelijkse arbeid bij het wen sen van een goed jaar. Het waren niet alleen de dorre bladeren die zij weg veegden in de hoofdstad: „Is de weekmarkt afgeloopen, En de Koopman gaat weer heen, Die zijn waren deed verkoopen, Dan zijn wij het, wij alleen, Die dan reinigen de wegen, Want dan is ons koren rijp; Om het netjes schoon te vegen Op 't Waags-plein en Lange-pijp Of hij koomt door Straat of Stegen, Of bij 't Koninklijk Paleis, Wij doen netjes alles vegen Met 't eenvoudig besemrijs." Wij mogen besluiten met de ontboeze ming der „Lantaarn-vullers en Opste kers", die wel konden begrijpen dat al dat nieuwjaarswensen óók wel eens een beetje vervelend kon worden: „Gelukkig zijn de Ingezeten Die op Saturnus wonen mag. Daar wordt men om de dertig Jaren Maar ééns van 't Nieuwjaars-Volk geplaagd, Omdat Saturnus volgens orde, Eéns in die tijd de zon omjaagd." De meeste van de hierboven gepresen teerde beroepen bestaan niet meer of worden volvoerd op een geheel gemo derniseerde wijze, het vragen om de nieuwjaarsgift wordt steeds minder, maar de goede wensen b 1 ij v e n bestaan! M. J. VAN HEEMSTRA I Januari 1840. De bevolking van Fries land bestaat uit 227.859 zielen, waarvan 205.670 Protestanten, 20.017 Rooms-Katho- lieken, 1.945 Joden en 227 niet genoemde gezindten. 19 Mei 1840. Verschenen bij S. IJ. van der Werf te Leeuwarden het blijspel in drie bedrijven: „De oud-oom of de door list en knoopendraaijerij teleurgestelde erfgenamen" door C. Goos. 12 Juli 1840. Benoemd tot archivaris van Friesland mr Jacob van Leeuwen, grif fier te Leeuwarden. II October 1840. Benoemd tot gouverneur van Friesland mr M. P. D. Baron van Sytzama, grietman van Idaarderadeel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1956 | | pagina 13