V
Het Bagijneklooster houdt ich
Vergeten hoekje van oude
stad bij slechts weinigen bekend
L
STADSGESCHIEDENIS VAN HOREN - ZEGGEN
10
lsof het zich schaamt voor de zielige staat van verval, waarin het nu al jaren
verkeert, houdt één van de door toerist en stadgenoot minst bezochte
hoekjes van het oude Leeuwarden zich schuil achter de huizenrij van vier
straten, die dit vergeten plekje grond al sinds de dag van zijn ontstaan hooghartig
de rug toekeren. Was er vroeger in de rechthoek, die de woningen van Bagijnestraat,
Bollemansteeg, Grote en Kleine Kerkstraat in een bijna gesloten front omsluiten,
een levendige en vaak zelfs lawaaiige bedrijvigheid, nu ligt het Bagijneklooster er
stil en verlaten bij. Op iedere duizend Leeuwarders vindt u er geen tien meer, die
er wel eens een voet hebben gezet; geen twintig zullen zelfs de naam ooit hebben
gehoord, of er enige notie van hebben, waar het klooster, waaraan het die naam
dankt, in verre tijden precies heeft gestaan.
Toch is het Bagijneklooster met de aan
grenzende Kalksteeg tot voor kort een
vrij volkrijke buurt geweest en bewoond
is het op deze dag nog: van de huisjes,
die elkaar er een paar jaar geleden nocp
steunend in evenwicht hielden rest er
nog slechts één, maar dat kan nog jaren
mee.
Als de enige gaaf gebleven kies in een
overigens tandeloos gebit staat het er
wat droevig en alleengelaten bij. Het
heeft een vrij uitzicht op het geheel van
hout opgetrokken schoolgebouw van de
meisjes h.b.s., op de rijzige gebouwen
van Jongbloeds drukkerij en op het
haveloze, tot het merg aangevreten
voormalige ziekenzaaltje van het Diako-
nessenhuis achter de Bagijnestraat.
Pal voor zijn neus strekt zich een paar-
honderd vierkante meters groot gras
veldje uit: waar eens de schamele meu
beltjes van de overburen stonden, groeit
nu de boerenkool. En achter zijn rug
verraadt een aslandje van stenen, hout
en scherven de plaats, waar tot voor
weinige jaren de huisjes van de Kalk
steeg hebben gestaan.
Een gezin van vijf mensen woont er in
dit enig overgebleven huis van wat eens
het Bagijneklooster was. Zij zijn de laat
ste bewoners van een buurt, die in de
vroegste geschiedenis van de stad is
ontstaan, toen het „Graauwe Begijnen
Klooster" van buiten de stad naar dit
hoekje grond werd verplaatst.
Omstreeks 1460 werd het Sint Anna of
Graauwe Begijnen Klooster gesticht op
een terp, waar later de stedelijke be
graafplaats kwam. De kloosterzusters
werden, naar het kleed, waarin ze ge
huld gingen, Grauwe Begijnen genoemd,
maar het klooster zelf kreeg de naam
Fiswerd van Franciscus en weerd of
terp.
Vlak voor 1500 moesten de nonnetjes
van het klooster plaats maken voor
het krijgsvolk van graaf Willebrord van
Schaumburg, de bevelhebber van keizer
Maximiliaan. Na dit ongenode bezoek
werd het raadzaam geacht het klooster
met zijn hele hebben en houden over te
bordje moet nog boven het schilder
achtige, overwelfde steegje hebben ge
staan, dat de Bagijnestraat eertijds met
het klooster verbond, maar ook dat is
nu verleden tijd. Het steegje is er geluk
kig nog wel, maar gemakkelijk te vinden
is het niet: een deur sluit het van de
buitenwereld af.
En wanneer straks ook dat laatste wo
ninkje verdwenen is, bestaat het Bagij
neklooster alleen nog maar op papier en
zal er ook door dit erfstuk van het ver
leden een streep moeten worden gehaald.
Vóór de eerste wereldoorlog werden de
huisjes van Bagijneklooster en Kalk
steeg onbewoonbaar verklaard, maar
jaren lang hebben er nog mensen in ge
woond en werd er verwoed „roverke
en verstopperke" gespeeld door een
dankbare jeugd, die wel eens het gevoel
moet hebben gehad, dat dit hele doolhof
van straatjes en stegen alleen ten ge
rieve van haar was aangelegd.
Nog denken de ouderen met weemoed
terug aan deze jeugdromantiek, nog gaat
er een rilling door hen heen, wanneer
ze de schemeravonden in herinnering
roepen, waarop de jongens zich tussen
de zuinig verlichte woninkjes schuil
brengen naar een plaats in het hart
van de stad en zo kwamen de Grauwe
Begijnen dus in het Bagijneklooster
terécht.
Behalve het klooster zelf verrezen er
aan de voormalige Oudegracht, waar nu
de Sint Anthonystraat is een brou
werij, een bakkerij en een voorraad
schuur. Geen eeuw later werd het kloos
ter al ontbonden, de nonnen trouwden
en langzaam maar zeker wisten de jaren
de herinneringen aan het kloosterleven
uit. Niets, letterlijk niets bleef er van
bestaan, behalve de naam: het naam-
hielden in tientallen duistere hoeken en
gaten.
„Er zijn geen rovers meer in 't bos-bos-
bos!" klonk het dan en van alle kanten
dreigde het gevaar, want de invals- en
uitvalsmogelijkheden van het Bagijne
klooster waren niet gering. Wie de
vlucht nam door de wijdeKalksteeg
kon zijn tegenpartij later achter de rug
verschalken door het nauwe steegje in
de Bagijnestraat of door de Rochebrune-
steeg naast de meisjes h.b.s., of zich
schuil gaan houden in de woelige Ruiter-
steeg of op de Kaatsbaan, die pal tegen-