okiuisbuurt" wias eens een
möveel gemeenschapszin
STADSGESCHIEDENIS VAN HOREN - ZEGGEN
1 I
het Blokhuisplein, pal tegenover de ge
vangenis stond de woning van de com
mandanten van dit „Huis van opsluiting
en tuchtiging", de heren Hoogland, Van
Zanten, De Weerd.
Dat waren dus de bewoners van de
stijve straten rond de Blokhuissteeg: een
directrice van een naaischool, een boek-
mandwerk, dat ze zelf verkocht, Van
Dijk dreef er zijn turfhandel en vrouw
Panhuis handelde er in groenten en fruit.
Maar bovenal was de Blokhuissteeg de
steeg van de visvrouwen, die er bij
bosjes woonden en een bijzonder cachet
gaven aan deze zo levendige en volk
rijke buurt.
houder, een baron, een consul, directeu
ren van de gevangenis....
Hoe geheel anders was de samenstelling
van de bevolking van de Blokhuissteeg,
van De Krimp en van de beide Verma-
ningstegen, die hun naam dankten aan
de Vermaning, de doopsgezinde kerk,
die hier in dit drukke hoekje van oud
Leeuwarden stond en die nog niet zo
lang geleden van zijn spitse dak is be
roofd en nu tot kaaspakhuis dient.
Schier alle arbeidersberoepen zijn er
door de bewoners vertegenwoordigd ge
weest, het beroep van treinpoetser zowel
als dat van kermisreiziger, het beroep
van stadsomroeper zowel als dat van
stoelenmatter.
Jan Asman, de orgeldraaier heeft er ge
woond, Wierd Jansen, de „skereslieper",
de Norberhuizen hebben er gewoond
de gouden Nienkes noemde men ze
dikke Dora (die zo schommelde) woonde
er in haar centerssnoepwinkeltje, Weer
man zat er in zijn kroegje op de hoek
van Blokhuissteeg en Waeze en had
waarschijnlijk „rooie Mink" tot beste
klant een dame, die veel van vuur
water hield Rienk Visser dreef er zijn
vellenhandeltje, Bakker, de sjouwerman,
woonde er zelfs veertig jaar lang.
Thijs Visser, Hijltje Drijfhout en Age
Sijtsma, die elkaar fel beconcurreerden
op het gebied van de motballen- en
veterverkoop, woonden er ook, evenals
de Minnema's, Antje, Mintje en Mein-
dertje, die er matten maakten, de Cohens
en de Dompelingen en niet te vergeten
de Stoelwinders, die natuurlijk stoelen
matten en bovendien het schone beroep
van stadsomroeper uitoefenden.
De oude De Leeuw maakte er zijn kor
ven en Greetje van der Wolde het fijne
Dat waren de Prinsens, de Biegels, de
Leemannen, de Breidenbachs en de Van
der Zee's, stoere vrouwen met „poten
aan hun lijf", die nog met het juk op de
schouders langs de huizen gingen om
hun geurende waren aan de man te
brengen en die bij ieder bezoek van de
koningin aan de stad het voorrecht ge
noten de vorstelijke bezoekster een
boeket bloemen te mogen aanbieden.
Met de korf- en mandenmakers, de stoe-
lenmatters en de sjouwerlui, de orgel
draaier en de kermisreiziger vormden de
pandekselmuziek begeleide polonaise
danste om het hele blok heen: langs het
water van de Waeze, door het Zwitsers-
waltje, over het Blokhuisplein, dat toen
ook nog wel Onder de Boompjes werd
genoemd, langs de Nieuweweg.
Hoog laaide dan het vuur van de feest
vreugde op en tot verdriet van de meer
bezadigde omwonenden sloeg het on
vermijdelijke buurtrumoer dan een diep
gat in de nacht.
De heer Schweer, die tegen de negentig
loopt, die de oudste nog levende bewo
ner is van deze buurt en al zestig jaar
een pand bewoont aan de grens van de
Blokhuissteeg, weet zich nog best te
herinneren, dat het lawaai eenmaal voor
de niet-feestvierenden ondragelijk werd.
„We vluchtten toen het huis uit en
gingen maar naar De Kroon...."
Maar het gevaar voor burengerucht is
nu geweken, want de Blokhuissteeg mist
al jaren al zijn glorie en aan polonaises
met pandeksels denkt het handjevol over
gebleven bewoners al lang niet meer.
Weinig is er over, dat nog herinnerin
gen oproept aan die oude tijd. Een van
de Vermaningstegen is helemaal ver
dwenen, de andere op een zielig klein
stukje na. De huisjes van Munteburen
en een reeks ernaast, werden tegen de
visvrouwen een eigen, goed gesloten ge
meenschap, die zich nauw verbonden
voelde, waarin geen vreemde gemakke
lijk zou binnendringen, die licht ont
vlambaar als iedere gemeenschap van
deze aard gemakkelijk tot massale
uitingen van vreugde kwam, waarin ook
dikwijls gemakkelijk de meningen bots
ten
Zo leefde de Blokhuisbuurt zijn fel be
wogen leventje, waarvan de bewoners
van Zwitserswaltje, Waeze en Nieuwe
weg alleen iets merkten, wanneer de
stoelen door de ramen vlogen en het
meest door drank gevoede getier tot
ver buiten de enge omgeving van Blok
huis- en Vermaningstegen hoorbaar was.
Of.... waarvan ze wat merkten, wan
neer de hele Blokhuissteeg door feest
gevoelens op stelten stond en een met
grond geslagen, toen de Amsterdamse
Bank moest worden gebouwd.
Ook De Krimp met zijn donkere plaatsje
bestaat al lang niet meer en van de
enkele nog overeind staande woninkjes
in de Blokhuissteeg zijn er nog maar
drie bewoond. De andere dienen nu tot
pakhuisjes, tot opslag- of werkplaatsjes.
Maar in een ervan wordt, als in de gou
den dagen van de visvrouwen, nóg
steeds vis bewerkt en op de deur van
een ander huisje prijkt nóg de naam van
Jansen „de skereslieper". Niet van de
Jansen van vijftig jaar geleden echter,
maar van zijn zoon, die er zijn slijpstenen
bewaart en er nog wat rondrommelt,
wanneer hij niet op zijn vaste plaatsje
staat, onder de kap van de oude Waag.
H. W. KEIKES
F. L. SCHOUSTRA