Vogels in het Rengerspark 4 De steedse wandelaar in het Rengers- park meent gewoonlijk, dat er in deze tuin niet veel meer vogels leven dan de eenden en de zwanen. In dit artikel van onze medewerker Bauke van der Veen wordt u verteld hoe onjuist en geringschattend dit is. getint. Evenals de vinken zijn ook de groenlingen liefhebbers van olierijke zaden en ze zijn in de winter dan ook regelmatige gasten op de voedertafel. In de zomermaanden verdienen nog meer zangertjes de aandacht. Naast de reeds Niet alleen de stedelijke wandelaars zijn bij het Rengerspark gebaat, maar ook mensen met belangstel ling voor plant en dier kunnen hier in de loop van het seizoen zeer veel inte ressante waarnemingen verrichten. Be halve de rijke bloei van de planten, het gebladerte van de bomen en struiken en de schoonheid van de uitgebreide collectie naaldbomen zijn het de vogels die hem zullen boeien. Reeds vroeg in het voorjaar komt de tjiftjaf, welke eind maart-begin april in onze streken arriveert om een broed- en voedselgebied te vestigen. In dit gebied territorium geheten wordt dan ook geen enkele andere soortgenoot geduld; de indringers worden, zo nodig, verjaagd. Aan de zang van de vogels is nu vast te stellen hoeveel territoria in een be paald gebied aanwezig zijn. Het direct herkennen van de soort vereist naast enige kennis veel ervaring, maar de tjiftjaf is niet moeilijk van de andere zangertjes te onderscheiden. Het geluid doet enigszins mechanisch aan en klinkt als „tjif-tjef, tjif-tjef". Overigens is het soms moeilijk vogel geluiden te beschrijven en in sommige vogelboeken vindt men pogingen om ze in notenschrift weer te geven. Tegen woordig zijn tevens grammofoonplaten met vogelzang in de handel en met de hedendaagse techniek is het mogelijk deze geluiden met bandrecorders te „conserveren Naast de tjiftjaf moeten we de fitis noemen. Deze vogel is moeilijk van de andere soort te onderscheiden en alleen de zang geeft hier uitsluitsel. Het geluid doet wat aan dat van de vink denken, maar wordt veel sentimenteler voorge dragen en eindigt meestal met „sodeiet- soeietoe". Ook de vink is hier te vinden; vooral het mannetje met zijn wijnrode wangen en grijsblauwe kruin, witte bui tenstaart, en de witte schoudervlekken is de moeite van het bestuderen waard. Temidden van al deze vinken, waaronder de minder duidelijk getekende wijfjes, zijn dikwijls enige groenlingen te zien, waarvan de mannetjes vooral opvallen door hun gele vlek op de vleugels, overigens is de vogel overwegend groen genoemde soorten kunnen we in het Rengerspark de braamsluiper aantreffen, wiens zang meestal in het begin niet wordt opgemerkt omdat het uit een zacht prevelend begin bestaat, eindigend in een rateltje, zoiets als „rètètèttètè". Ook de tuinfluiter, wiens zang op een versnelde uitvoering van de merelzang lijkt, is aanwezig evenals de spotvogel die zijn naam eer aandoet doordat we in zijn zang allerlei nabootsingen van an dere vogelgeluiden terug kunnen vinden. Meestal hoog in een boom zittend pro duceert de vogel deze geluiden en soms zien we de oranje-geelgetinte binnen kant van de bek. Er zijn onder de vogels nog meer imi tators zoals de spreeuwen en voorts de zanglijsters, die vaak hun krachtig en luid voorgedragen lied, waarbij telkens dezelfde motieven terug keren, afwisse len met nabootsingen. De zanglijster, welke een bronskleurig bruin getinte bovenzijde heeft met een witte keel, ver toont verder donkere ovaal gevormde vlekken op zijn geelachtige onderzijde. Het is altijd interessant zanglijsters waar te nemen tijdens het voedselzoeken; met veel krachtsinspanning wordt een worm uit de grond getrokken en het menu kan nog worden aangevuld met bessen, vruchten, insecten terwijl ze, evenals de merels, de gewoonte hebben slakkenhuisjes op een steen stuk te slaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1956 | | pagina 4