Leeuw/orden
krijgt er een
„ommetje" bij
Een wandelpad van de
Lijempf tot aan de Pieter Stuyvesantweg
Bij de merels zijn de mannetjes direct
te herkennen aan hun overwegend zwart
verenkleed met een oranje snavel en
verder vallen de oranje getinte oogleden
op. De vrouwelijke helft daarentegen is
donkerbruin van boven met een lichte
onderkant en een donker getinte snavel.
Naarmate de merel-mannetjes ouder wor
den, wordt de snavel roder van tint. De
zang welke melodieuzer is dan die van
de zanglijster wordt veelal in een boom
top, op een daknaald of een schoorsteen
voorgedragen; ook een schutting is vaak
een geliefde plaats. Vooral voor zons
opgang en tijdens het vallen van de
avond is dit vast te stellen; ook in de
regen en gedurende het fourageren wordt
vaak gezongen.
Ten gevolge van het verminderen van
natuurlijke holten voor de z.g. holen-
broeders is men er toe overgegaan deze
vogels te helpen door het ophangen van
nestkastjes. Zo hangen in het Rengers-
park enige van deze kunstmatige nest
gelegenheden. De nestkastjes, welke
eigendom van de Leeuwarder Vogelbe-
schermingswacht zijn, worden meestal
door de ringmussen als broedplaats ge
bruikt. Deze mussen vallen vooral op
door hun kastanjebruine schedel met een
zwarte wangvlek, waardoor ze duidelijk
verschillen van de huismussen, van wie
het mannetje een zwarte keel heeft en
verder een grijs gekleurde kruin. Naast
de ringmussen broeden de kool- en pim
pelmezen in de nestkastjes. Beide mezen
hebben witte wangen, het koolmeesje
heeft verder een zwarte, over de buik
naar beneden lopende band met een
zwarte kop, prachtig afstekend bij de
gele onderzijde. Pimpelmezen, kleiner
dan de vorige soort hebben behalve
gele onderdelen een blauwe kruin en
zijn evenals koolmezen actieve insecten
zoekers en zo zien we beide mezensoor-
ten regelmatig bezig met het aflezen
van takken en twijgen, op zoeken naar
eitjes of larven. Vooral in de broedtijd
hebben ze het behoorlijk druk en de hoe
veelheid voedsel die ze aandragen over
treft dikwijls hun eigen lichaamsgewicht.
Duiven zijn eveneens in het Rengerspark
te vinden; in de eerste plaats de hout
duif met zijn brede, witte vleugelband
en witte halsvlek, verder de holenduif,
welke donkerder en kleiner is dan de
vorige soort. Bovendien ontbreekt bij
deze duif het wit op vleugels en hals;
het gekir van de holenduif is voorts
veel eentoniger dan dat van de houtduif
en klinkt als „oe-roe, oe-roe" met de
klemtoon op de eerste lettergreep. De
laatstgenoemde soort legt de klemtoon
meer op de tweede lettergreep en hier
is het meer een koe-koe-roe".
Als de zomer ten einde loopt en de
vogels hun broedplichten hebben ver
vuld zijn het de, uit het noorden ko
mende, vogels, die het park als voedsel-
gebied kiezen. Soms blijven ze enige
dagen, soms het gehele najaar en de
wintermaanden, maar hun aanwezigheid
hangt uiteraard van de weersinvloeden
af. Misschien is in deze periode ook
weer het schrille geluid van de ijsvogel
vast te stellen, maar deze vogel is in de
afgelopen winter schaarser geworden.
BAUKE VAN DER VEEN
Op de meeste kaarten, die van Leeu
warden in omloop zijn, is het stuk
tussen de Huizumerlaan en Achter
de Hoven wit gelaten. Op de oningewij-
den maakt dit de indruk, dat het een stuk
wildernis is, maar niets is minder waar.
Deze grond- is intensief bebouwd, niet
met woningen maar daarom is de be
tekenis ervan niet minder groot.
Economisch bezien is het van waarde
en ook in het algemeen is het van groot
belang voor de stad. Hier ligt immers
een groot groencomplex, dat als een
belangrijke „long" voor de steeds groter
wordende massa van stenen en asfalt
kan worden beschouwd. Daarom zou dit
gebied op elke kaart ook vrolijk groen
moeten zijn gekleurd.
Het is helemaal geen „terra incognita",
al is de toegankelijkheid tot dit gebied
om begrijpelijke redenen niet groot.
Alle beetjes helpen en met de verdere
plannen, die er op dit gebied nog in
uitvoering zijn of op stapel staan, zal
ook dit de stad weer heel wat bewoon
baarder maken.
Alleen het kerkepad tussen Achter de
Hoven en de Huizumerlaan geeft de
Leeuwarder een kans iets van de tuinen
te zien. Dat is niet veel, vooral als langs
de boorden van de zo charmant kron
kelende Potmarge de boomgaarden weer
in volle bloei staan, is het wat sneu, dat
men niet dieper in dit gebied kan binnen
treden.
Zo heeft het gemeentebestuur dat ook
gevoeld. Als altijd uit op het welzijn van
de burgers heeft men er over zitten
piekeren hoe daarin verandering kon
worden gebracht en dit gepeins is niet
zonder resultaat gebleven. Althans op
papier niet, want op de teken.ng staat
nu vast, dat langs de noordkant van de
Potmarge straks een wandelpad zal