Het Schavernek
eens centrum voor wereld van het vervoer
Omsloten buurt met eigen karakter
STADSGESCHIEDENIS VAN HOREN - ZEGGEN
10
A an drie zijden omsloten door het water van een gracht en aan de
vierde door de brede Haniasteeg, vormde het Groot Schavernek met
zijn aangrenzende donkere doorgangen als de smalle Molen- en de
hoekige Wolvesteeg eens een geheel aparte buurt, die lange tijd en nog
na het wegvallen van een van die grachten als scheidingslijn, zijn eigen
karakter behield.
Het was de buurt van de nijverheid, van de beurtschippers en vrachtrijders,
een buurt, waar het nooit stil, maar altijd gezellig en soms nogal luid
ruchtig was, waar men een goede vijftig jaar terug het geld gemakkelijk
liet rollen, de lichte dame geen onbekende en de dronkenschap een veel
voorkomend verschijnsel was.
Nu is het een buurt, die lijkt uit te rusten van het bruisende leven en de
uitspattingen van toen, die kwalijke zaken nauwelijks meer kent, waar de
nijverheid (en de gezelligheid!) aanzienlijk zijn verflauwd.
In de jaren na de eeuwwisseling vorm
den het Schavernek en de Noorderplan-
tage voor de wereld van het vervoer een
belangrijk centrum, dat het water- en
wegtransport broederlijk bijelkaar bracht.
De vrachtrijders kwamen "met hun paar-
denwagens op een pleintje van de Plan
tage, waar nu tussen het huis met de
zwarte zwaan en het tot late bloei ge
brachte theehuis het snelverkeer om
de rotonde heendraait de beurtschip
pers kwamen in het grachtje, dat het
Klein van het Groot Schavernek geschei
den houdt.
De vrachtrijders met hun paardenwagens
komen er al lang niet meer, maar som
mige beurtschippers meren hun bootjes
als een halve eeuw geleden nog
altijd aan de kade van het Groot Scha
vernek: woensdags kapitein De Vries
met het bootje voor Jorwerd en Beers,
dinsdags, donderdags en vrijdags kapi
tein Dijkstra met zijn bootje voor Wijns.
Zij vormen de laatste levende herinne
ring aan die gezellige tijd van handel en
nijverheid, die het Schavernek eenmaal
een van Leeuwardens nijverste hoekjes
deed zijn.
De mensen, die er woonden hadden
bijna allen wel wat te maken met die
handel en het vervoer. Het waren hotel
houders, kroegbazen, logement- of slaap
steehouders, zadelmakers, eigenaars van
stalhouderijen.
Het Groot Schavernek was voor alles de
straat van de café's er zijn er in de
loop van de jaren zeker wel een stuk
of tien geweest. Precies in het midden,
waar nu de rijkskweekschool is, troonde
breeduit Het Wapen van Friesland, het
hotel van Weidema, die in die heerlijke
oude tijd nog vigelante's naar het station
liet rijden om er gasten af te halen.
Daar waren in 1912 ook de start
en de finish van de eerste, door de ver
eniging van mr. Hepkema georganiseerde
Elfstedentocht.
Naast dit forse gebouw leunde, onbe
scheiden tegen de grote broer aan, het
hotelletje van Elzinga, waar men angst
vallig vasthield aan de oude tijd, waar
niemand wist, wat stromend water was
en men de gasten nog met een kaarsje
naar boven liet gaan.
Aan de andere kant van het Wapen van
Friesland stond en staat nu nog het hotel
Nieuw Duinkerken, de zaak van de hoog
bejaarde heer Ettema, die vroeger koe-
kebakker in Franeker was, maar een
kleine vijftig jaar geleden naar Leeuwar
den kwam.
Hij was er nog maar een paar jaar, toen
die Elfstedentocht werd gehouden en hij
onder zijn gasten ook schaatsers kreeg.
Een van hen was een Keizer, een stevige
rijder uit Tacozijl, die eerste in Sloten
was. Hij kreeg er van de Sloter burge
meester een zilveren schaatsje voor en
toonde zijn prijsje later vol trots aan de
heer Ettema.
„Ik heb vandaag ook een prijs gewon
nen" vertelde toen de kastelein. „Hoe
kan dat nou?" vroeg de Elistedenrijder
verbaasd. „Nou, ik heb een jonge doch
ter bij de vrouw" antwoordde de heer
Ettema met een brede lach. Vandaar, dat
deze hotelhouder van het Schavernek
nu nog voor de vuist weg kan zeggen
op welke datum de eerste Ellstedentocht
verreden werd
Het hotel Nieuw Duinkerken, waarvan
sommigen zeggen, dat het zijn naam
dankt aan de Duinkerker kapers, tegen
wie de Leeuwarder kooplieden in het
grijze verleden bestrijdingsplannen be
raamden, toen ze in dit pand in verga-
derinq verenigd waren, was overigens
de zaak van de schippers.
Van de beurtschippers, de stoombootka
piteins, die er geregeld hun borreltje
dronken en van wie velen nog voort
leven in de herinnering: kapitein Van
der Meer, die een baard had als een
paardestaart, Fonger de Vlas, de kleine
voordrager met zijn witte krullekop, ka
pitein Kuipers, een echte stoere Stan-
fries, die altijd speciaal voor hem door
Wigersma in het Naauw gemaakte hoge
zijden petjes droeg.
Donderdagsavonds, voor de marktdag,
was het er altijd druk in de zaak, maar
zaterdagsavonds ook! Dan werd er een
stevige borrel gedronken en niet zelden
vlaste de jeugd van Molen- en Hania
steeg er op het altijd boeiende schouw
spel te kunnen zien van vechtende schip
pers, die in het zwarte water van het
Schavernek belandden.
Trouwens, ook in Molen- en Haniasteeg
zelf speelde zich in die dagen heel wat
af en zo stil het er nu is, zo levendig
was het er toen. In de Molensteeg waren