Flinke jongens
mm
Feiten en leitjes
uit de vorige eeuw
ant-
est,
/er-
ant-
niet
oek
en
m-
juli
kin-
ge-
aan
jaar
aide
in,
29 Juli 1841. De 83-jarige schilder J. Bon-
ga te Leeuwarden vereert aan de Konin
gin een schilderij, voorstellende een ge
zicht op Leeuwarden van de Brede Dijk
bij Tonnenburg.
30 Juli 1841. Vertrek van de koninklijke
familie uit Friesland te Harlingen met de
stoomboot „Friso
12 Augustus 1841. De vermaarde magne
tiseur P. van Hees uit Utrecht is te
Leeuwarden aangekomen en bij J. D.
Leickering op de Berlikumermarkt te
spreken.
18 September 1841. Apotheker J. C. H.
van Harinxma op de Nieuweburen ver
koopt liqueur of extrait d'Absinthe als
maagsterkend middel.
17 November 1841. De kruittoren op de
stadswal te Leeuwarden verkocht in het
Sneker Veerhuis.
uitsluitend op het getuigenis van hun
kinderen, waren opgepakt); Hans en
Zodik echter zullen naar het blokhuis
worden overgebracht.
Op 15 juli gaat het Hof op zomerreces
en we horen niets meer van deze beide
jongens, ook niet na 8 september, wan
neer de zitting weer begint. Waarschijn
lijk zijn zij dus zonder vonnis vrijgelaten;
enkele jaren later verschijnen zij (door
de goede scholing in het blokhuis?)
weer in het beklaagdenbankje, maar
daarover misschien een volgend maal.
Tot zover de gegevens, hoofdzakelijk
ontleend aan de Leeuwarder informatie-
boeken. Deze 57 delen bevatten een
verslag van vrijwel alle verhoren, door
schepenen afgenomen van 1648 tot 1808:
eindeloze reeksen verklaringen, alle be
ginnende met de naam van de getuige
of verdachte en diens ouderdom. Het is
onbegonnen werk om al deze getuige
nissen te lezen, maar wanneer het oog
valt op een confessie, beginnende met
„Hendrik oud in 't 4e jaar, thans
geconfineerd op den raadhuise'dan
stelt men zich deze peuter voor in een
donker cachot en vraagt men zich af,
wat hij wel zou hebben misdreven. Zijn
„misdaad'' is boven geschetst.
W. DOLK
Het Naauw een van de intiemste
winkelstraten van Leeuwarden
doen. Ze zouden bij een onder
vraging waarschijnlijk wat ver
legen lachen en zich met hun
figuur geen raad weten. En ze
zouden zo gauw mogelijk aan
de haal gaan om aan het pijn
lijke gesprek te ontkomen. En
op een veilige afstand zouden
ze wellicht hun mond hebben
geroerd met scheldwoorden.
Sommige jongens kunnen nu
eenmaal verschrikkelijk dapper
zijn wanneer ze zeker weten,
dat hun slachtoffer niets terug
kan doen. Dat is ook het geval
bij het doodgooien van jonge
eenden. Misschien hebben de
zelfde jongens, als kleine kleu
ters, aan de hand van hun
moeders eendjes gevoerd in
hetzelfde Vosseparkje, waar
deze eend voor hün plezier
moest sterven. Nu lopen ze niet
meer aan de hand van moeder
en het kinderachtige eendjes-
voeren is er niet meer bij.
Doodgooien is veel flinker,
Deze jongens, zo menen wij
zeer oprecht en zonder acht te
slaan op alles wat in boekjes
over opvoedkunde terzake
wordt geschreven, verdienen
een bijzonder stevig pak
slaag
I^eze jonge eend is door
J kwajongens doodgegooid
met kluiten of stenen.
Waarom de jongens dit hebben
gedaan weten ze waarschijnlijk
niet. We hebben het hun niet
kunnen vragen, maar het is
eigenlijk ook onnodig dit te