Gedragsregels
voor Jinksaffers
De tram en het andere verkeer
99
Voorsorteren af te raden voor
oudere mensen en voor kinderen
2
I ij de voorschriften omtrent het in
n's halen werd het begrip „voor-sor-
teren'' reeds even aangeroerd. Her
haaldelijk blijkt echter, dat vele wegge
bruikers hiermede niet voldoende bekend
zijn, zodat een nadere uiteenzetting ge
rechtvaardigd is. Voor bestuurders van
motorrijtuigen, die bij de nadering van
een kruising of splitsing van wegen van
plan zijn, links af te slaan, geldt de ver
plichting, dat zij zich tijdig tevoren ge
leidelijk naar de linkerzijde van de voor
het verkeer uit hun richting bestemde
weghelft begeven, nadat zij hun voor
nemen tot richtingverandering tijdig en
op duidelijk zichtbare wijze hebben ken
baar gemaakt.
Indien het midden van de weg door
middel van witte stenen of witte verf is
aangegeven, moet het snelverkeer dus
als het ware tegen die streep aan rijden.
Het verkeersbelang eist, dat men vooral
geleidelijk naar het midden van de weg
gaat, omdat anders het eventueel achter
opkomend verkeer stellig wordt belem
merd of zelfs in gevaar kan worden
gebracht.
Daar het links afslaan altijd ten opzichte
van het normaal (rechtdoor) rijdende
verkeer een abnormale manoeuvre is,
dient men zich er tevoren terdege van
te vergewissen, dat men dit veilig
kan doen, zowel ten opzichte van het
tegemoetkomend als van het achterop
komend verkeer. Onder „veilig'' moet
dan worden verstaan, dat geen gevaar
voor een botsing aanwezig is. Ook dient
men te voorkomen, dat anderen een plot
selinge en ingrijpende handeling moeten
verrichten, om een botsing te voorkomen.
Het komt herhaaldelijk voor, dat achter
opkomend verkeer in botsing komt met
een naar links zwenkend voertuig, om
dat de voorrijder niet of niet voldoende
in zijn spiegel heeft gekeken.
Ook kan het voorkomen, dat de „links-
affer" zoveel aandacht aan tegemoet
komend verkeer schenkt, dat hij een
voudig vergeet, dat er ook nog kans op
achterkomend verkeer aanwezig is.
Men moet dus altijd rekening houden
met de mogelijkheid van achteropko
mend verkeer, Reeds eerder werd erop
gewezen, dat hij die links-af slaat niet
alleen het tegemoetkomende verkeer
moet laten voorgaan maar ook het ver
keer, dat zich naast hem bevindt of zo
dicht achter hem is, dat door het ver
anderen van richting gevaar voor bot
sing zou ontstaan. Men kan zich dus
nooit beroepen op het feit, dat men
tijdig zijn richtingaanwijzer duidelijk
zichtbaar had uitgestoken en dat de
achteropkomer dit maar had moeten zien
en daarnaar had dienen te handelen.
Er kan niet genoeg op worden gewezen,
dat een goed geplaatste spiegel van het
allergrootste belang voor de verkeers
veiligheid is, mits.... de bestuurder
daarvan een veelvuldig gebruik maakt.
Reeds voor dat hij begint voor te sor
teren, kan een blik in de spiegel hem
voldoende zekerheid geven of het achter
op komend verkeer nog ver genoeg ver
wijderd is, om dit te doen. Men dient dan
ook vroegtijdig vóór het bereiken van
de kruising of splitsing hiermede te be
ginnen. Vervolgens dient het zich naar
de weg-as begeven zeer geleidelijk te
geschieden, waarbij telkens weer in de
spiegel wordt gekeken. Het is namelijk
onmogelijk om met één blik in de spiegel
de snelheid van een van achteren nade
rende auto te schatten. Door enkele
malen achtereen in de spiegel te kijken,
kan men echter wél ervaren, of de in
halende weggebruikers al dan niet snel
dichterbij komen.
Is men eenmaal tegen de weg-as komen
te rijden, dan heeft degene, die inhaalt
voorzover de rechterweghelft hiertoe
breed genoeg is gelegenheid, om de
„links-affer" aan de rechterzijde voorbij
te rijden. Doet hij dit niet, maar passeert
hij aan de linkerzijde, dan komt hij vóór
(en/of op) de kruising of splitsing, op de
voor het tegemoetkomende verkeer be
stemde weghelft en maakt zich daarbij
aan een verkeersovertreding schuldig,
welke ernstige gevolgen kan hebben.
Ontstaat in dit laatste geval een botsing,
dan kunnen beide bestuurders schuldig
bevonden worden aan de aanrijding en
kan ieder voor een deel der schade aan
sprakelijk worden gesteld.
Is het voor-sorteren dus verplicht voor
bestuurders van motorrijtuigen, voor het
langzame verkeer geldt, dat het van het
oordeel van de betrokken bestuurders
(bromfietsers, wielrijders, voerlieden) zelf
afhangt, of zij deze methode al dan niet
zullen volgen. Zij mogen wel voor
sorteren, doch dit is niet verplicht. Zij
mogen dus ook de bocht naar links zeer
groot maken. Iemand, die veel auto of
motor rijdt, zal zich ook op de fiets vaak
gemakkelijker in het verkeer kunnen
bewegen. Op niet al te drukke punten
zal hij liever voor-sorteren. Kinderen
en mensen op oudere leeftijden voelen
zich vaak nog niet, respectievelijk niet
meer zo zeker. Hun kan dan ook met
klem worden aanbevolen, niet te gaan
voor-sorteren. Zij kunnen de bocht naar
links beter zo groot mogelijk maken.
Natuurlijk geldt voor hen ook: „Kijk
eerst goed achterom" en doe dit niet
éénmaal, maar enige keren. Als vroeg
tijdig achterom wordt gekeken, waarbij
geen auto's werden waargenomen, kan
inmiddels, als de wielrijders op de krui
sing zijn gekomen, een sneller rijdend
motorrijtuig zijn genaderd. Bij de onder
zoeken naar de oorzaak van verkeers
ongevallen blijkt telkens weer, dat vele
wielrijders zich in dergelijke gevallen
maar al te vaak in de snelheid van na
derende auto's of motorfietsen hebben
vergist.
Ten slotte mag aan wielrijders in dit
opzicht nog de raad worden gegeven,
op drukkere punten geen van beide
hiervoren omschreven methodes bij het
links af slaan te volgen, doch eenvoudig
uiterst rechts van de weg af te stappen,
waarna men alle tijd heeft goed uit te
kijken en vervolgens als „de kust veilig"
is, lopende over te steken. Velen zullen
dit te tijdrovend vinden, doch men kan
altijd beter vijf minuten te laat op zijn
plaats van bestemming aankomen dan
in plaats daarvan te vroeg in het zieken
huis.
H. J. SNOEKC
Inspecteur van de Verkeerspolitie
te Leeuwarden.
Hoewel wij in Leeuwarden nooit een
stadstram hebben gekend, dient
men toch te weten, hoe deze wor
den voorbijgereden en ingehaald, omdat
velen vroeg of laat de kans krijgen in
steden te komen, waar wél trams rijden.
De tram neemt in het verkeer een heel
aparte positie in: zij staat buiten de be
palingen van het verkeersrecht. De mees
te bepalingen van de Wegenverkeerswet
(en -reglement), waar over motorrijtui
gen of andere categorieën voertuigen
wordt gesproken, zijn niet van toepassing
op de tram, omdat de tram niet onder de