A L M AN A
Raadsels en grapjes
uit de Almanak
V R. I E S C II
O F T ij D W IJ Z E R,
Dooi get JTaat r.a fcc Ccfrme lan
JEZUS CHRISTUS' 1817.
35ercf?ent bot*?
EVERT SJLRPS FERWERDA.
_<cv
Ce Leeuwardentet^uïiïier? bun bc
C. L.v. ALTENA, ^oeiV- en
juetfeftfcaopfitt op bt N°, 25,
Fa. H. JOLMERS ZOON
VERHUIZINGEN
15
7n willen liever niet vervelend worden, maar we
\A/ kunnen niet nalaten u nog met één aspect van de
v reeds eerder genoemde almanakjes vertrouwd te
maken en wel met de raadsels en grapjes. De mensheid wi
nu eenmaal graag bezig gehouden worden en dat behoeft niet
altijd op een zwaarwichtige manier te gebeuren. ooral niet,
zouden wij willen zeggen.
Wij hebben tegenwoordig maar weinig tijd meer voor het
opqeven van raadsels; overdag is iedereen aan het werk,
's avonds holt men naar vergaderingen, luistert men naar de
radio, of leest men in koortsachtige haast de couranten, de
ellenlanqe weekbladen en de veel-omvattende maandbladen
door. Maar vroeger, als men de lange winteravonden en een
qedeelte van de donkere winterdagen om de haard of de
kachel sleet, kon men behalve spinnen, pijproken en hout
snijden elkaar bezig houden met spookverhalen en raadseltjes.
Was de eigen voorraad uitgeput, dan greep men fluks naar
de almanak. En wie wist dan dadelijk het antwoord op:
Myn vyand, magtiger dan ik,
Kan my niet vangen met een strik,
Nog met een zwaard ter nedervellen,
Myn beenen zyn zeer dun, dog snel,
Myn oogen klein, maar zien zeer wel,
Ik koom de menschen zomers kwellen.
Dat het antwoord hierop: „een vlo1' is, geeft ons even een
beeld van de hygiënische toestanden van die tijd.
„In den winter uit, in den zomer aan, mijn kind zuigt een
ander, aan myne zang word ik bekend, raad wie ik ben -
het is de koekoek, waarmee meteen aangetoond wordt het
eieren leggen in andersmans nesten van mevrouw koekoek.
De raadsels gaan over huis-tuin en keukendingen: een spinne
wiel, een weerhaan, een kaars, een schaatsrijder, de turf, een
bad. Het waren de zaken die men dagelijks of dikwijls zag,
die men dus door en door kende. Soms zijn de raadsels in
rubrieken ingedeeld en zo is er de afdeling: Zedelijke raadsels.
Hierbij behoort bijvoorbeeld:
'k Zie niets, al heb ik honderd oogen.
Myn tranen vlieten, krom gebogen
Uit mynen hollen, regten hals.
'k Ontlast dus 't ingewand door de oogen,
En drenk daarmeê het aardryk, als
De zonnestralen 't kruid verdroogen.
Het antwoord is: een gieter en wij begrijpen de rubriek
indeling niet geheel!
Myn lyf is enkel keel, myn ingewand een tong.
'k Heb lip, noch kakebeen; geen maag,
geen borst, geen long.
•k Ben blind, en doof, en stom: geen taal heb ik geleerd.
Ik roep, en geef berigt, zo vaak men zulks begeert,
En zeg het dan zo goed, dat elk het vatten kan,
Ik zelf alleen begryp er geen syllabe van.
Het antwoord is: de klok, wat u misschien zelf ook al geraden
had. Voor ons laatste raadsel moet u enigszins met de krijgs-
kunst-aller-eeuwen op de hoogte zijn:
Myn hoofd verbiedt u stil te staan
Myn staart wyst u het middel aan
Om een' verborgen schat te merken.
In myn geheel genaak ik stad en schans,
En moet by gunst der oorlogskans
Haar' ondergang bewerken.
Dit raadsel behoort tot de soort waarvan men moet trachten
de twee lettergrepen te weten te komen maar als men erg
slim is weet men misschien inééns: dat er een loopgraaf
mee bedoeld wordt. u
Behalve de raadsels staan er „grapjes in, zoals ook heden
ten dage in vele tijdschriften voorkomen; vrij flauw, maar
tóch wel aardig. Over dronken mannen en lelijke joffers,
over eigenwijze mensen en over de liefde, over grote vorsten
en kleine lieden.
Twee heren, die wat veel op hebben, vallen languit in dezelfde
plas water; beminnelijke omstanders willen hen helpen op
te staan, waarop de ene gevallene roept: „Red mijn kameraad
maar, want ik kan zwemmen!" Dat er in alle tijden onfor
tuinlijke, niet geëerde dichters hebben bestaan bewijst de
geschiedenis van een dichter, die zeer lange tijd de handjes
van een schoon meisje in de zijne houdt; waarop een uit het
gezelschap opmerkt, wanneer hij ze eindelijk loslaat: „Dit is
het schoonste werk, mijn Heer, dat ooit uit uwe handen ge-
Wi? mogen besluiten met het grapje waarin de waarheid des
almanaks in twijfel wordt getrokken, alsmede het universele
„kwartiertje te laat" wordt gedemonstreerd:
„In zeker theegezelschap viel het gesprek op eene Maan-
eclips, welke, volgens de sterrekundige berekening in den
Almanak, dien zelfden avond om zeven uren zigtbaar zou zijn.
Een heer deed den voorslag, om vóór dien tijd in den tuin
te gaan, ten einde dit natuurverschijnsel gadeteslaan. O! her
nam eene der dames, dat is nog tyds genoeg; als er om
zeven staat, dan wordt het wel acht uren."
M. J. VAN HEEMSTRA
EMMAKADE 62 - LEEUWARDEN - TELEFOON 4595 - 5765
Bergplaats voor inboedels
Speciaal adres voor verpakken en verzenden naar
alle werelddelen
Ruim een halve eeuw ervaring!