NOORDVLIET SLOT: buurt d
F
ie mc
10
Vijftig jaar geleden hield de wereld op
bij Markus Aal, een bij-de-hand wijfje,
dat als verhuurster van gammele roei
bootjes een grote vermaardheid had in
de stad. Iedere Leeuwarder van die tijd
heeft haar gekend; ze dreef haar ver
huur- annex winkelbedrijfje, daar waar
de stad in het oosten aan de groene
greiden grensde.
Aan het Noordvliet dus en wel aan het
laatste stuk van deze ogenschijnlijk
eindeloos lange straat, die speciaal ter-
wille van dat staartje zijn naam op een
gegeven moment verandert in Noord-
vliet Slot.
Nummer 421 i, het laatste woninkje van
een streekje huizen, dat op de plaats van
het vroegere Tichelwerk werd gebouwd,
staat nog aan het Noordvliet, op de
gevel van het pand 425 prijkt het bordje
Noordvliet Slot. Het tussenliggende per
ceel, nummer 423 hoort kennelijk ner
gens bij, noch bij het Noordvliet, noch
bij het Noordvliet Slot. „Wij wone in
Nergeshuuzen" zegt het hoogbejaarde
echtpaar Annee, dat al jaren in dit
huisje woont met een berustend glim
lachje, wanneer U er naar dit wonder
van de straatnaamgeving informeert.
Er lagen in grootvaders tijd nog wel
enkele nederzettingen achter dit „Ner
geshuuzen" en achter het Noordvliet
Slot de Poppebuurt bijvoorbeeld, die
geheel verdwenen is en die lag, waar
nu de nieuwe gebouwen van de Centrale
staan en de Fabrieksbuurt, die er nog
altijd is en uit niet meer dan twee boer
derijen en een simpel woninkje bestaat
maar wie, uit de stad komend, in de
buurt van het Noordvliet Slot verzeild
was geraakt, voelde zich toch wel aan
de uiterste rand van de bewoonde
wereld aangeland.
Dat betekende niet, dat hier, op de grens
van stad en platteland het lied van de
arbeid al had plaatsgemaakt voor een
landelijke rust. Integendeel, altijd is het
Noordvliet en niet in het minst het
Noordvliet Slot, een buurt vol bedrijvig
heid geweest en in zekere zin is ze dat
nog. Alleen heeft de geschiedenis deze
bedrijvigheid een merkwaardig spron
getje doen maken over de vaart: lag
eerst het zwaartepunt van de arbeid
ten noorden van het Vliet, nu ligt er
een groot industrieterrein ten zuiden
van de gracht, waar eens de prachtige
tuinen zich uitstrekten van het deftige
Welgelegen, het buiten, dat nog altijd
hecht op z'n grondvesten rust, maar
overigens bijna alles van zijn oude
glorie verloor.
Het ligt precies tegenover de scheiding
van Noordvliet en Noordvliet Slot en
het ligt zo hoog, dat de bewoners ervan
altijd neerzagen op het werkende volk
van de overkant. Ze zullen dat, ook fi
guurlijk gesproken, wel met een zekere
hooghartigheid hebben gedaan, want het
standsverschil van die dagen vereiste
een kloof, die nog breder was dan het
Vliet zelf.
In een grijs verleden, nog voor de eeuw
wisseling, woonde mr. Dirks op Welge
legen, een vooraanstaand man in Fries
land. Hij was liberaal, hij was lid van
de Tweede Kamer en hij had het beheer
over het Tichelwerk aan de overkant.
Later, maar ook nog voor deze eeuw,
woonde mr. Willem Terpstra, de presi
dent van het Gerechtshof erin en weer
later is het de woning geweest van de
olieslagers Wieger Visser en Edzo
Hekman.
Hekman, wiens olieslagerij aan het
Noordvliet stond, kwam er in 1903 en
hij bleef er tot 1915 in. Daarna degra
deerde het buitenverblijf tot de zetel
van de wasserij- en strijkinrichting van
Willem de Ruiter, die het een paar jaar
later aan de brandstoffenhandelaar
verkocht.
Nog steeds is Welgelegen bewoond,
maar waar eens een tuinman met veel
zorg de paden harkte, wordt nu oud
ijzer opgetast in plaats van rechters
en Tweede Kamerleden woont er nu
een handelaar in oude metalen in.
Aan dezelfde kant van het Vliet en in
feite dus behorend tot het Zuidvliet en
Iets teruggesprongen, zich verschuilend achtt
ligt het pand 501 te dromen ovt
t
niet tot het Noordvliet Slot stond de
houtzaagmolen van De Wind, die als
alle andere oude molens in Leeuwarden
al jaren geleden het loodje heeft gelegd
alleen een van beide zwartgelakte
schuren van het bedrijf van De Wind
staat er nu nog.
Verderop, bij een van de aardige houten
bruggetjes, die een primitieve verbin
ding vormden tussen het Noord- en Zuid-