Amelandsstraat
In de schaduw/ van de kazerne
10
In verschillende, in deze kolommen al besproken stadsge
deelten, waar vroeger de hartslag van handel en nijverheid
dagelijks voelbaar was, heeft de tijd het leven op de vlucht
gejaagd. Klein Camstraburen, het Schavernek, de Speelmans
straat, het Oldegalileën en Pietersburen, allemaal buurten,
waar eens de handel zich verenigde, waar gezelligheid en
bedrijvigheid om de voorrang streden, schijnen nu te wachten
op een stille dood.
De trekschuit en de hondenkar, die er eens vaste klanten
waren, komen er al lang niet meer, het gros van de vrien
delijke stoombootjes en gemoedelijke paar denwagens, die in
later jaren het beeld van de buurten bepaalden, worden er
ook al lang niet meer gezien. Slechts een enkel bootje en
enkele paardenwagentjes, die beslist de band niet willen
verbreken met die ouwe tijd komen er nog, alsof de jaren
er hebben stilgestaan. Als mensen, die in de herfst van hun
leven nu eens terugkeren naar hun ouders grond trekken ze
trouw op bepaalde dagen vanuit de provincie naar hier en
geven er een idee van, hoe het vroeger op drukke dagen
geweest moet zijn in deze stilgeworden delen van de stad.
Hoe geheel anders is dat gegaan met de buurt, die in de
schaduw van de kazerne ligt, de Amelandsstraat met zijn naar
de Tuinen leidende zijtakken, die eens de schilderachtigste
stegen van Leeuwarden zijn geweest: de Pijpbakkerssteeg, de
Schuitmakerssteeg en de Kromme Elleboogsteeg. Wie er een
halve eeuw geleden een kijkje nam werd er getroffen door de
landelijke rust, die vaker door het geschreeuw van een vecht
partij dan door het lied van de arbeid werd verstoord, wie
er nu tracht door te lopen wordt verrast door een onverwachte
drukte: auto's, bestelwagens, bakfietsen rijden er af en aan
en versperren dikwijls voor de voorbijganger de doorgang.
De magazijnen en pakhuizen van enkele grote firma s hebben
de Amelandsstraat uit zijn sluimer gewekt en tot een van de
bedrijvigste hoekjes van de stad gemaakt.
STADSGESCHIEDENIS VAN HOREN-ZEGGEN
Vraag tien Amelandstratèrs van boven de zestig iets te ver
tellen van deze buurt van een veertig, vijftig jaar terug en
zeker zeven zullen van wal steken met de mededeling, dat er
vroeger twee danshuizen waren in de straat. Twee danshuizen
vlak naast elkaar. Een van Min ze Pool op 29, een van Sietze
Hempenius op 27. Pool was de zaak voor de schippers, Hem-
penius was de zaak voor de soldaten, maar beide werden ze
gemeenlijk ,,Hossebossen" genoemd.
Sweitze Prozee verzorgde de muziek voor zijn stiefvader Pool,
Jopie van der Meer was de speelman voor zijn schoonvader
Hempenius. Om zeven uur 's avonds begonnen ze al en ze
speelden door tot elf. Daarna mocht er niet meer worden
gedanst, maar drank geschonken werd er nog wel en niet
zo zuinig ook. Vaak werd een luttel meningsverschil door de
verhitting van de drank zo gevoed, dat het tot een uitbarsting
kwam en niet gering in aantal waren dan de klappen, die
er vielen.
Befaamd voor de jongelui, die hier op de muziek van de har
monica hun polka's en valeta's dansten, werden de Hosse-
bossen zo berucht voor de buitenstaanders, die van horen
zeggen wisten hoe ruig het er toe kon gaan, hoe gruwelijk
de gasten er zich vaak aan de drank te buiten gingen, hoe
wild er soms gevochten werd.
Gewoonlijk losten de bewoners van de buurt zelf hun moei
lijkheden op, zelfs wanneer wat nog wel eens gebeurde
een jongen van de strocartonfabriek aan de Potmarge in een
van de danszalen heibel had gehad en de volgende avond
de hele strocartonfabriek kwam opzetten om de zaak kort en
klein te slaan. Alleen, wanneer het al te grijs werd in de
straat, wanneer het gevloek en getier van de twisten tot op
Tuinen en Voorstreek hoorbaar was, moesten politiemannen
als Brandsma, Inia en „het Knopke" er aan te pas komen om
de vechtenden uiteen te drijven.
Even bekend, maar van andere aard was het koffiehuis van
Pruis, waar jé voor twee centen een kop goede koffie met
en voor één cent een kop koffie zonder suiker dronk, waar
de lekkerste stuten vier centen kostten en waar je voor
een dubbeltje een zakvol witvisjes kocht, die Willem Pruis
plachtschoon te maken voor de gevel van zijn zaak.
Behalve deze danshuizen en het koffiehuis van Pruis waren
er verscheidene lompenpakhuizen, want de Amelandsstraat
was voor alles de straat van de voddenhandelaars. Daar had
je bijvoorbeeld Abraham de Jong, die in lompen handelde,
maar ook militaire uitrustingstukken verkocht, daar waren
Mozes Levie Turksma en Levie Mozes Turksma, daar woonde
Salomon Polak en daar had je Goocheme Sampie, van wie
werd verteld, dat hij elke week van zijn baas een gulden
extra kreeg, omdat hij zo handig met de weegschalen kon
omgaan
Vele andere opvallende figuren uit deze straat zijn blijven
voortleven in de herinnering van hen, die er eens hebben
gewoond. Zoals Jodejel, met Teatske en Dikke Marie behorend
tot de vele gevallen vrouwen in deze buurt, Swaantje, die
„plakkerige" sinaasappels verkocht voor een cent en die
„Swaantje met de verbrande billetjes" heette, nadat ze in een
teil kokend water gevallen was, Akke de Kruk, die een snoep-
diske had vlak bij de Nieuwe Kade, Kroeme Manus en Sterke
Flud, die schoenmaker was, maar ook kachels met zwane-
halzen verkocht.
Een wereldje apart vormden de stegen in deze buurt. De wer
kelijk pittoreske doorgangen tussen Tuinen en Amelandsstraat,
waarvan de Kromme Elleboogsteeg met al zijn kronkelingen
wel de mooiste was. Alle drie, vrijwel parallel lopende, stegen
ook de Pijpbakkers- en de Schuitmakerssteeg waren
bewoond, evenals trouwens de Oude Stokersteeg, die er voor
een deel nog is en overkluifd wordt door het huidige lompen-
pakhuisje van Saakje Prozee en de, op de Nieuwe Kade uit-