t 1 "bf/s/iu; wordt bewoond door de bekende druk kersfamilie Hoekstein. Waar nu een pak huis is was indertijd de drukkerij, waar Hoekstein ,,de kerkebriefkesdrukker" zijn persje met de hand draaide. Langs de andere zijde wandelen we het Heerenwaltje terug. Bekijken we de foto's, die gemaakt zijn van de laatste samenkomst van de Leeuwarder Schut terij voor het Stadhuis in 1907, dan zien we naast de mooie zijgevel van het be- stelkantoor een grote beukeboom staan. Drie jaar later wordt de boom, die in de tuin van oen huis aan de Weerd staat, gerooid, want Meindert Rinsma, die stu- cadoor is, bouwt er zijn huis. Bijna vijftig jaar later woont zijn zoon, die ook stuca- doos is, er nóg. Van 1902 tot 1919 is korporaal-kleerma ker Op ten Berg de buurman van de Rinsma's. Ook wanneer de kleine, mili tante bataljonskleermaker gepensio neerd is blijft hij hier zijn beroep uitoefe nen. In 1919 wordt hij opgevolgd door Nicolaas Joustra, die met zijn twee zoons een behangerij en stoffeerderij drijft. De vrouw van vader Joustra, die volgens de kinderen uit de straat „een gouden stoepke" had, woont volgens goede Hee- renwal-traditie nu aan de overkant. Onderbroken door de muur, die de tuin van het pand Weerd 18, waarin vroeger dus het Instituut Poutsma gevestigd was, afsluit, zet zich de oude huizenrij van het Heerenwaltje voort bij het mooie oude pand nummer 5, waarin nog mej. Stadt van der Heide woont. Voor de familie Van der Heide in dit huis kwam was het min of meer dienstwoning van het Insti tuut Poutsma, van welk instituut ver schillende onderwijzers het fraaie trapje beklommen. Het grote, op de Gloppe van de Weerd uitkomende huis, dat nu be woond wordt door de heer Rollema, foto graaf, en daarvoor door diens vader,f die op de Nieuwestad een bloemenzaak had, is door velen met een bezwaard hart be treden. Dokter A. J. Reyntjes, de beken de tandarts, die zich later in de Minne- mastraat vestigde, wist bij kinderen de schroom vaak te overwinnen door een spanen doosje van zijn schrijftafel te pakken, waaruit „sükermuntsjes" te voorschijn kwamen. Tandarts Van Kol- lum genoot zijn opleiding in dit huis bij dokter Reyntjes. Tenslotte het zeer grote, alweer via een trapje te bereiken dubbele pand no. 1, waarin een lange rij bierhandelaren woont. Tjipke Konter, die zijn naam later veranderen liet in Komter, vestigt zich in 1873 in het pand, nadat hij zijn bierhan- del eerst uitgeoefend heeft in het huis Heerenwaltje 16, onder welk pand hij de Kelders in gebruik houdt. De weduwe van Komter trouwt met Bouwe Jan Kui pers en hun dochter trouwt weer met een Komter, waardoor de firma Komter en Kuipers met recht een familiebedrijf kan worden genoemd. De bierhandel geeft het Heerenwaltje de meeste bedrijvigheid; de sleperswagens, waarop de uit de kelders getakelde vaten in kettingen rusten, rij den af en aan. In de winter woden uit de zoetwatervijvers aan de Ooster- en Westersingel blokken ijs gezaagd, die per schuit en soms per kar naar de bierkel ders op het Heerenwaltje worden ge bracht. Nu daveren er zware trucks van de brouwerijen over de straat. De zaken van de Nieuwestad gunnen het Heerenwaltje nauwelijks nog enige aandacht, maar wie Weerd en St. Jacobsstraat vermijdt en gaande van stadhuis naar Waag het wal- tje der Heeren kiest, wordt beloond met het genieten van een sfeer, die toch niet zover van die van vijftig jaar geleden af ligt. F. L. SCHOUSTRA. H. W. KEIKES.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1957 | | pagina 11