I I
'IC HELI N]
Het huis van de pottebakker en koopman Visser op de Weaze, gezien van
het Zwitserswaltje. Op de voorgrond was de Ayttabrug
gracht terecht. Met veel moeite heeft
men het paard, dat men eerst naar de
Potmarge liet zwemmen, kunnen redden.
Een aantal panden verder pakhuizen
en een koetshuis van de Buma's, die op
de Wirdumerdijk woonden dreef Bar
bertje Hoekstra haar groentewinkeltje.
Op de hoek van de Ayttasteeg in het
huis met het fraaie geveltje woonde de
familie Visser. In de vensters aan weers
zijden van de deur stond steengoed, „het
groene goed fan Visser groen gegla
zuurde potten, testen en kinderserviesjes,
die door vader Visser werden gedraaid.
Visser kon men elke dag tegen de sche
mering op een stoel zien klimmen om de
gasbranders in de uitstalkasten te ont
steken, een karweitje, dat hem niet erg
lag, getuige het feit dat er elke dag
minstens drie lucifers voor nodig waren
en de lampen herhaaldelijk ploften. Na
de Vissers woonde de weduwe Bergsma
in het pand. Zij exploiteerde ook de
slaapstee in de steeg, waar tien man,
meest bedelaars en venters, voor een
paar centen konden overnachten.
Het nu verdwenen café op no. 34 werd
door tal van zetkasteleins geëxploiteerd,
door Minkels, Van Amelsfoort, Dekens,
Schippers, Dirksen, Ferwerda en Siemon-
sma. Tijdens Minkels, een Zeeuw, werd
het nogal donkere café, waarin de klan
ten aan biertonnetjes zaten, „Piet in t
hol" genoemd. Dan kwam de fikse par
ticuliere melkfabriek van Van der Weert
(de melk werd in bootjes aangevoerd)
en dan het café, waarin achtereenvol
gens Meindert Kammenga, Overdijk, De
Vries, Bijlsma, Bekkema en anderen de
scepter zwaaiden. Nu is er het Chinees
restaurant in gevestigd. Nog steeds vindt
men in het naastgelegen pand een zeil
makerij, de familie Aarts oefent dit be
drijf hier al generaties lang uit.
Veel vertier kon men ook vinden in het
„Hof van Holland", het café op no. 42,
dat begonnen werd door de lange, ma
gere Jac. Paardekam, die schipper en
bierhuishouder was, zijn schip nog enige
tijd voor de deur had liggen en dankzij
deze combinatie tal van schippersklantjes
in zijn zaak kreeg. De zaak werd voort
gezet door zijn weduwe en later door
zijn dochter. Er is een tijd geweest, waar
in „Hof van Holland", dat zich ook aan
diende als dancing, zich scheen te ont
wikkelen tot cabaret. Zoals ook in an
dere delen van ons land het geval was,
begon men in de eerste decennia van
deze eeuw belang te stellen in het op
treden van artisten tijdens het dansen
en het drinken van een glaasje bier.
Toen Leeuwarden dreigde te worden
drooggelegd in 1920 en de verschillende
hotels en cafébedrijven uit protest sloten,
werd bij „Hof van Holland" een demon
stratieve foto gemaakt met blinden voor
de ramen en de artisten op straat.
Buurman Gerben Feenstra had ook al
een dubbele functie, hij was winkelier
(kruidenierswaren), drogist en tapper.
Wie in de drgisterij moest zijn om iets
„foor de hoest" en zich in de deur ver
giste, kwam in Feenstra's tapperijtje en
troostte zich dan maar met de mede
deling dat dit „oek wel helpe süde".
De Weaze wordt afgesloten met het ty
pische, laaggelegen café, dat geëxploi
teerd werd door Halbe Blauw, later over
ging aan Theunis Hoen en in 1919 werd
overgenomen door Mentje Ferwerda, die
inderdaad uit Ferwerd kwam en te boek
staat als koffie- en veerhuishouder.
En zo is dan onze wandeling weer rond.
We waren op de Weaze, een moeilijk te
schrijven en voor niet-Friezen moeilijk
uit te spreken naam, die echter een
begrip was, in Leeuwarden, in heel
Friesland, ja, eigenlijk in heel Neder
land. Nog weelt men rond deze naam
allerlei rosse vertelsels en wie daarop
afgaande een bezoek brengt aan dit rus
tige Leeuwarder grachtje, komt bedro
gen uit. Tenzij hij houdt van de historie.
F. L. SCHOUSTRA
H. W. KEIKES