„Leeuwarden Frieslands Kern
Stilstand
moet plaats maken
voor
gezonde ontwikkeling
3
':ÏV
Is er straks een toekomst voor ons in Leeuwarden?
Er is u weet het ongetwijfeld de
laatste jaren een ongezonde stilstand
ingetreden in de bevolkingsgroei van
Leeuwarden. Van 1949 tot 1954 was de
jaarlijkse toeneming nog enkele hon
derden en daarna kwam de scherpe
daling. In 1955 steeg het bevolkingscij
fer met 155, in 1956 was er een terug
gang met 63 en in het afgelopen jaar
kwamen er slechts zes Leeuwarders
bij. Deze eindcijfers komen voort uit
een „verlies- en winstrekening", die
vier gegevens bevat. De eerste twee
zijn de geboorten en de sterfgevallen
en daarbij komen vestiging en vertrek.
We zullen de hele berekening hier niet
ontrafelen; bij een beoordeling van de
cijfers komt als conclusie te voorschijn,
dat Leeuwarden al een reeks van jaren
een groot vertrekoverschot heeft, dat
niet of nauwelijks wordt opgeheven
door het geboorteoverschot. Met ande
re woorden: het verschil tussen ver
trek en vestiging is ongeveer even
groot of groter dan het verschil tus
sen de geboorten en het aantal sterf
gevallen.
De kern van het kwaad der niet groei
ende bevolking schuilt dus in het feit,
dat te veel mensen Leeuwarden verla
ten. In het afgelopen jaar waren het
er ruim vijfduizend of één zestiende
van de bevolking. Twee vragen komen
daarbij aan de orde. De eerste is:
waarheen gaan deze Leeuwarders?
Een antwoord hierop is slechts schets
matig te geven, maar het staat wel
vast, dat een groot deel verdwijnt naar
het westen van het land, de zogeheten
„Randstad Holland", het grote ste
den- en industrieagglomeraat langs de
Noordzee, dat steeds meer dichtgroeit.
De tweede vraag is: waarom vertrek
ken deze Leeuwarders? Het kan een
kwestie zijn van persoonlijke voorkeur,
maar in de meeste gevallen zit er de
dwang achter van werk zoeken of een
betere plaats in de maatschappij ver
werven.
We hoeven dit eigenlijk niet met cijfers
aan te tonen. Iedere Leeuwarder kent
uit eigen familie of omgeving talrijke
voorbeelden van oud-stadgenoten, die
naar elders zijn vertrokken, omdat ze
daar (beter) werk konden krijgen.
Ouders van opgroeiende kinderen, die
zoons of dochters graag aan een goe
de plaats in de samenleving willen
helpen, zien deze gunstige toekomst
veel eerder in het westen van het land
dan in Leeuwarden. Wat de opleiding
(tot de universiteit) betreft, kan onze
stad in alle opzichten meekomen,
maar het produktief maken van kennis
en vaardigheid moet al te dikwijls el
ders geschieden.
Het stabiele of iets dalende bevol
kingscijfer is niet een probleem waar
mee alleen Leeuwarden worstelt. Het
hele noorden van het land kent dit ver
schijnsel, vooral het platteland, waar
het agrarische bedrijf steeds minder
mensen werk biedt. Zo ontstaan de
„expulsiegebieden" streken met
een wegtrekkende bevolking. Ook de
ze mensen komen voor een groot deel
in het westen van het land terecht, in
de „Randstad Holland", die al meer
dan boordevol is.
Ziehier de achtergronden van de hui
dige Leeuwarder actie om tot uitbrei
ding van de industriële bedrijvigheid
te geraken. Meer industrie in Leeu
warden betekent: meer werkgelegen
heid voor de Leeuwarders en voor de
Friese plattelanders, die dus niet
naar het overvolle westen van het
land gedreven hoeven te worden. De