ZILVERTAX Tel. 23131 aitijcl in opMand v. Swietenstraat 14 In 1864 wordt in Leeuwarden Alexan der Cohen geboren, zoon van de jood se winkelier in „galanteriën", wiens winkel aan de Voorstreek bij de Meel- brug staat. Het boek, waarin hij zijn jeugd beschrijft heet „In opstand" en deze titel kenschetst de man geheel en al, want hij zal zijn levenlang „in op stand" zijn tegen alle vormen van ge zag, tegen ingeburgerde opvattingen, tegen de bestaande orde, tegen de op gelegde wetten en verordeningen, te gen traditie en gewoonte. Wie meer van deze ongewone man wil weten, van zijn loopbaan als revolutionnair, als scherpziend en -schrijvend journa list, als vlot en intelligent auteur, die kan op het Gemeente-archief de boe ken van zijn hand te leen krijgen. Alexander Cohen is nog in leven en woont in Frankrijk. Ons interesseert in het bijzonder wat hij van oud-Leeu warden weet te vertellen. Cohen zet de „galanteriën" van zijn vader tussen aanhalingstekens, want hij vraagt zich af wat tafelmessen, bretels, schoenveters, boorlint, brei naalden en vele andere nuttige zaken ttet oude Leeuw/arden en de oude Leeuw/arders met het begrip galant te maken heb ben! Maar hij komt tot de slotsom dat die aantrekkelijke benaming wel zal slaan op de odeurs, de zeep en de eau-de-cologne, die naast de alledaag se spullen ook verkrijgbaar waren. Hij is nog maar heel klein wanneer hij op de toegevroren gracht bij huis wordt neergezet en voor één cent een kopje saliemelk mag kopen bij Sjikke- re Tol, de baanveger, die met een druppel aan de neus in zijn zeildoe ken „diske" aan de overkant van de gracht staat. Tegenover de Cohen's woont de „apteeker" Hoogmei, die zo als toen blijkbaar bij alle apothekers gebruikelijk was, een kwartel heeft. Maar 't zoontje Hoogmei vergeet de vogel eten en drinken te geven, het diertje gaat dood en dan is de kwar tel van Kuipers in't Naauw de „Wij de Gaper" de eerste van de stad geworden. De kleine Alexander gaat naar de be waarschool van juffrouw Hutschinson, aan het eind van een gangetje, dat op de Tuinen uitkwam. Het eerste van zijn lange reeks gevechten is met Bern- hard Schrakamp, zoontje van een Duitse manufacturier. Vader Cohen verhuist naar de Kelders als zijn zoon tje 'n jaar of zes is en het is daar, dat zijn ongetrouwde tante Kerlien, die met twee ongehuwde zusters een „spe lonkachtig" kruidenierswinkeltje drijft, eens in de week boter aan het gezin komt brengen. „Neef Tobie" is sergeant-majoor bij het eerste regi ment infanterie, hij vindt zichzelf een zeer geslaagd militair en hij maakt zijn kleine neefje wijs dat zijn kolonel De Frémery af en toe met hem een kaartje legt. Dan is er nóg een geüni formeerde in de familie, namelijk oom Herman, die het vak van mili tair-apotheker uitoefent en op de Ko ninklijke verjaardag of op andere feestdagen in groot tenu ter parade op het Zaailand verschijnt met een „groen-glanzenden, wapperenden bos haneveeren op zijn uniformpet". Zijn jeugdig neefje zegt dan trots tegen zijn kornuiten: „Kiek! dat is mien oome, met die mooie pluum op sien kop". Als goed verdediger-des-vader lands, zij het dan alleen via pillen en drankjes, doet oom Herman alsof hij zijn kleine neefje niet ziet bij zulke plechtige momenten, waarop neef-lief dan als wraak probeert oom aan het lachen te krijgen wanneer deze stram in de houding voor de overste Pfaff salueert; een boze opzet die natuur lijk geheel mislukt. Als de jongen negen jaar is overlijdt zijn moeder en hij gaat met zijn vader en broertjes mee naar het kerkhof, maar daar zij „coheniem" zijn „een kaste waarvoor al wat dood is, of met den dood in aanraking komt, onrein (bij het Station) is", blijven zij bij de ingang van de begraafplaats staan en zijn alleen de broers van zijn moeder bij de grafleg- ging. Gedurende één jaar na het overlijden van zijn moeder het „rouwjaar" staan Alexander en zijn twee broertjes om beurten om zes uur op om in de synagoge „kadosch" -- gebeden voor haar te gaan zeggen. De kleine jongen staat dan in het kille, lege ge bouw waarvan de muren witgekalkt en de banken hout-kleurig geverfd zijn, beneden aan de trappen van de ta bernakel. In de „sjoel", de synagoge, is zijn grote vriend de voorzanger, mijnheer Kosman, die met zijn mooie stem op de kerkelijke feestdagen jube lend, klagend of schreiend de oude He breeuwse teksten voor de gelovigen uitspreekt. Wat Cohen ons nog meer over oud- Leeuwarden weet te vertellen is voor een volgende maal. M. J. van Heemstra. In het op deze zeer oude foto rechts van de brug (de Meelbrug) afgebeelde huis werd Alexander Cohen geboren. De gevel staat aan de Voorstreek en de zijgevel bij het water van de Tuinen

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1959 | | pagina 15