0nze ï£^.eeuioarder beeldende kunstenaar
7
Klokstraat no. 19, twee steile trappen
op, langs stapels radio- en televisie
toestellen van de Centrale Radio-her-
stelplaats en na het optillen van een
luik, staan wij oog in oog met een
pracht van een dode fazanthaan in
Dick Osinga's ruime atelier. „Prach
tig, hé", zegt de kunstschilder, grafi
cus en glas-in-lood ontwerper Osinga,
wijzende op de voor een nog te maken
stilleven aan de staart opgehangen en
reeds een week dode kleurenrijkdom.
Al is dan Osinga geen uitgesproken
landschap-schilder, het gevoel voor de
schoonheid van de natuur schijnt hem
door zijn van oorsprong Friese bouw-
boerenfamilie meegegeven te zijn.
Dick zelf is een getogen en geboren
Leeuwarder, die op de schoolbanken
al uitsluitend droomde van palet en te-
kenstift. De vier jaar Rijksacademie
te Amsterdam leerden hem het vak
grondig. Een maand lang worstelen op
één en dezelfde modelstudie was in
Mokum regel. Net nog voor Osinga
zich in 1940 voorgoed in Leeuwarden
vestigde kon hij een jaartje op de Ant
werpse academie proberen op een zeer
vlotte wijze, in slechts één dag, zo'n
naakt op het doek te gooien. In oor
logstijd, toen geld, losser nog dan nu,
in de zak zat en burger en buitenman
makkelijker kwamen tot uitzonderlij
ke dingen, kon Osinga zijn eerste
schreden vast op het zo erg verlang
de pad van portretschilder zetten. Na
de oorlog zette zich de reeks olieverf
portretten voort met daarbij in het
zachtere pastel, volgens de kunste
naar een betere mogelijkheid om in
het wezen van jongeren door te drin
gen, een reeks rake kinderbeeltenissen.
Tussen de portretopdrachten door
brengt de graag met brede kwast en
brede vegen in zachte uitgesproken
kleuren werkende schilder ook met te-
kenstift, etsnaald, vet litho-krijt, guds
en hout-graveernaald, enz., stillevens,
landschappen, stadsgezichten, illustra
ties en fraaie originele naamprentjes,
z.g.n. ex librissen, voort. Osinga
mocht zich na de tweede wereldoorlog
gelukkig ook scharen in de rij der Frie
se kunstenaars, die door opdrachten
voor het versieren van wanden en ra
men van gebouwen, enz., het publiek
ietsje dichter bij de schone kunsten
brachten. Al brengt het dan ook geen
cent in het laatje, toch geeft het aan
menigeen vreugde en vult het leegten
op. De nu 45-jarige kunstenaar maak
te o.a. wandschilderingen voor een
kantoor te Den Haag, een villa in
Overijsel en in onze stad voor een par
ticuliere woning en in de kantine van
de Condens twee wandversieringen. Hij
verzorgde in grote, wel overwogen
vlakken, zodat speciaal het rood en
het blauw schitteren, vijf glas-in-lood
ramen in de Goede Herder kerk en
ontwerpt momenteel een der glas-in-
lood ramen voor de Grote Kerk.
Van de muur-schilderingen van de
over stad en land prachtig uitzicht
biedende Condens-kantine, reproduce
ren wij hierbij de ingangspartij. De op
lichte achtergrond gezette decoratie
beweegt zich van rechts-onder naar
links-boven de kantine in. Tussen de
machine-onderdelen der fabriek van
daan komen in ritmische gang de wer
kers naar lafenis spel en toneel. Bij
de cadans der verschillende onderde
len, geenzins door de deur-partij on
derbroken, voegt zich in het tonige
kleur-gamma fraai van links naar
rechts gaande de overgang van de
lichtere, koele blauwen naar de war
mere en zwaardere rood-bruinen.
Als tweede foto een olieverf-winter-
gezicht uit het oude atelier van de
schilder op de Eebuurt in 1956. Ook
hier een ritmische schikking van licht
en donker en een zeer mooie vulling
van het vlak, waar bij dit vrije schil
derwerk nog extra de winterse stem
ming komt. E. K.