S.Regnery
heeft een huis en een hotel vol schilderijen
Een
Leeuwarder
Kunst
verzamelaar
9
Van onder tot boven hangt hotel ,,De
Kroon" en het huis van de eigenaar
S. J. Regnery vol met schilderijen en te
keningen. Wanneer men in het hotelbed
niet slapen kan, is er nog altijd de kunst
met een grote K om de verveling te ver
drijven. ,,Heel weinig hotels, te weinig",
zegt de heer Regnery, „hebben iets be
hoorlijks aan hun wanden. En toch waar
deren bezoekers hoe langer hoe meer
een verzorgde en mooie aankleding van
hun kamers, van het café en restaurant"
Men krijgt in hotel „De Kroon" al dade
lijk het idee in een goed verzorgd en dit
keer eens huiselijk en gezellig tehuis te
zijn beland met een gratis museum op
de koop toe.
De nu 51-jarige eigenaar heeft er in de
28 jaar dat hij de zaak vakkundig beheert
een in Nederland bekende zoete inval
voor kunstenaars van gemaakt. Toch is
er voor het goed beheren van zo'n hotel-
bedrijf het een en ander aan kennis no
dig. Regnery kwam als geboren en ge
togen Leeuwarder, na vier jaar Ger.
Gymnasium, in de keuken van hotel „De
Kroon" bij zijn vader in dienst. Nadien
zette zich deze grondige opleiding voort
in de keuken van „Hotel Centraal" in
Den Haag met het aanmaken van kachels,
het schoonmaken van friture-pannen, enz.
enz. Later roemde men hem als opmaker
van koude schotels, Garde Mauger en
als brader van vlezen Rötisseur. In café
restaurant „Plaza" te Dublin leerde hij
tussen de veertig koks in de keuken zijn
talen spreken. In de twee jaar in Ier
land kreeg door de twintig Franse koks
het Frans een beurt, door de rest der
wit gemutsten raakte hij goed in Engels
thuis en stak terloops nog een mondje
andere talen op. Na een poosje Parijs
kwam het dure Brusselse hotel „Palace"
met bezoekers als Douglas Fairbanks,
Mary Pickford, de nodige miljonnairs en
oplichters aan de beurt. Als etage-kelner
was het leven daar zeer onthullend en
als collega-kelners onder elkaar zeer
plezierig.
Terug naar Leeuwarden
Tijdens een seizoen aan de Franse Riviè-
ra riep een telegram Regnery onverwacht
naar Leeuwarden. Zijn moeder was ziek
geworden en kon het hotelleven niet
meer aan. Als 23-jarige jongeman ging
hij voorgoed in de Leeuwarder zaak.
Vader Regnery had al zo'n beetje kunst
verzameld om zijn zaak cachet te geven.
Het waren de bekende gezellige onder
werpen op schilderijen, zoals heide- en
bosgezichten, interieurs met aardappel
schillende vrouwtjes, schaapskooi met
schapen, schilderachtige dorpjes en stad
jes, zoals Elburg, een plassengezicht met
zeilende bootjes, enz. Zeer in gang zijnde
schilders, o.a. Van Schagen, Van Schaick
en Verleur, allemaal Larense schilders,
vonden met hun olieverven aftrek. Nog
slechts één van deze doeken vindt men
nu in „De Kroon".
Toen junior op zijn 25ste zich voor het
eerst vakantie toestond, nam hij zijn in
trek in hotel Nassau te Bergen N.H. Hij
maakte daar kennis met Dirk Klomp,
journalist en een der actieve mannen
van de V.V.V. aldaar. Het gesprek ging
al spoedig over kunst, temeer daar er
juist een expositie van Bergense schil
ders gehouden werd. Klomp liet Regnery
daarenboven de collectie Gestel's, Co-
lust's, Wiegman's zien, die hij bij zich
thuis had hangen. „Man", zei Regnery,
„wat hebt u toch allemaal voor spul. Het
lijkt op niets. U moet eens bij mij thuis
komen, daar heb ik pas schilderijen waar
je tenminste aan kunt zien wat het voor
moet stellen. Bij mij hangt de werkelijk
heid en ook nog fijn en knap geschil
derd".
Hoe de Leeuwarder hotelier zich in het
begin ook verzette, hij wende op den
duur aan de moderne schilderwijze. Hij
maakte kennis met de schilders en ont
moette er Boendermaker jr. De laatstge
noemde was een belangrijk man in de
kunstkolonie Bergen. Als zoon van een
grote Amsterdamse aannemer kreeg hij
een jaarlijkse toelage van 40.000 gulden.
Door zijn aankopen van schilderijen
kwam hij meestal per jaar nog wel een
ton tekort, die zijn vader dan maar weer
bijpaste. Voor de kunstenaars was het
een ideale collectionneur en opdracht
gever. Op Boendermakers kosten ver
bleef menig schilder een jaar op Corsica.
Zijn collectie breidde zich voortdurend
uit en bevatte wel een 2500 schilderijen
die naast elkaar op verrolbare schotten
waren gehangen.
De schilders van de Bergense school hiel
den van licht-donker tegenstellingen,
vooral op zware donkere kleuren waren
zij gesteld. Zij probeerden de vormen
der natuur te vereenvoudigen door de
gevonden vlakken en lijnen ritmisch te
ordenen. Het weergeven der werkelijk
heid vonden zij minder belangrijk dan
het uitdrukken van hun persoonlijke
emoties. Het was geen peuterig werk,
zoals op de schilderijen van de Larense
schilders.
Eigen collectie
Toen Regnery in 1934, met Boenderma
ker voor ogen, als eerste de Bergense
kunstenaar Colust naar „De Kroon"
haalde en van hem twee tekeningen als
het begin van zijn collectie kocht, was
zijn vader woedend. „Wat heb je daar
nu voor een rommel gekocht? Je ziet
toch zo dat dit niets is!" kreeg hij te
horen. Doch junior was gaan begrijpen
dat kunst niet is enkel de dingen naboot
sen, maar ook iets door middel van het
voorgestelde van de maker moest ver
tellen en dat er door kleur en vorm
spanning moest zijn, wilde een schilderij
niet doodvervelend worden.
Onderduikers
In „De Kroon" was al een aardige ver-