Geesje Beekhuis Feddes
Twaalf' vrouwen
uit Leeuwarden
Wij hebben allemaal wel gehoord van
de vrouwen, die in de tweede helft
van de vorige eeuw gevochten hebben
voor de vrijheid van de tegenwoordi
ge vrouw. Een vrijheid, die elk meisje
thans vanzelfsprekend vindt! Natuur
lijk kun je gaan studeren, natuurlijk
staan alle betrekkingen voor je open,
natuurlijk heb je stemrecht. Men weet
niet beter. Maar er is een andere tijd
geweest. Een tijd waarin men niet aan
deze dingen dacht, waarin men dit alles
voor onmogelijk hield.
Toen er iets begon te dagen over de
„rechten van de vrouw" is er strijd
geweest. Zowel onder vrouwen als man
nen vond men voorstanders, zowel on
der vrouwen als mannen vond men te
genstanders. Het is een strijd geweest
die zich uitte in woorden, maar ook in
daden. In ons land is men wellicht min
der agressief te werk gegaan dan in
't buitenland. Wij hebben allemaal ge
hoord van de „sufragettes" in Enge
land, die steeds met de politie in
aanraking kwamen en we zagen afbeel
dingen van de dames met reusachtige
hoeden op en lange japonnen aan, die
daadwerkelijk voor haar overtuiging
vochten. Misschien denken we daar
om dat de zege slechts op die wijze
behaald kon worden!
Ook op kalmere wijze hebben echter
vrouwen haar steentje bijgedragen voor
de totstandkoming van de vrijheid, van
de rechten van het tegenwoordige meis
je. Een daarvan is Geesje Beekhuis
Feddes geweest, die in Leeuwarden
geboren werd (1831) en aldaar overleed
(1882). Zij was de dochter van Corne-
lis Jansz., koopman, en Claaske van
der Meulen Heymans. In 1855 trouwde
zij met Christiaan Houdijn Beekhuis,
eerst notaris te Buitenpost, later in
Leeuwarden. Hij had zijn kantoor o.a.
in Ossekop C 13, waar nu nog het ad
vocatenkantoor van mr. C. H. Beekhuis
is gevestigd.
Zij nu was een der voorvechtsters van
de hierboven genoemde „vrijheid",
maar zij deed dit met hoofd en hart
en niet door geweld. Zij wordt beschre
ven als „een begaafde en in haar gezin
zeer geliefde moeder". Men veronder
stelt dat zij de schrijfster was van „Ge
lijk recht voor allen! Door eene
vrouw", dat in 1870 bij H. Kuipers al
hier is uitgegeven. Daarin bestreed zij
de achterstand waarin de vrouw zich
civielrechtelijk bevond.
Zij begint haar geschrift met te con
stateren dat er „na stroomen bloeds"
door de eeuwen heen gelijke rechten
voor burgers van ons land zijn gekomen,
dat geen hogere klasse van een lage
re meer lijfeigenen kon maken, dat
„de vierschaar des rechters even toe
gankelijk voor de aanspraken en klach
ten van den bedelaar, als voor die
van den edelman" is. Op de opsom
ming van verkregen rechten volgt
echter: in het midden zijner vrije
mannen, allen gelijk voor de wet, is
er een kaste van paria's, aan wie de
wet minder rechten en, bij gelijke las
ten, minder lusten toekent." Wie de
paria's zijn hoeven we niet meer uit
te leggen. Een opsomming van de „on
vrijheden" van de vrouw volgt en we
staan al lezende, verbaasd, dat die en
die rechten voor de vrouw toentertijd
nog niet bestonden.
We vinden haar geschriftje nu wat
ouderwets, met langere zinnen dan
wij in onze gehaaste tijd neerschrijven,
met een andere stijl dan wij gewend
zijn te gebruiken. Maar ondertussen
worden er op kalme wijze vele spijkers
met koppen geslagen en voelt men di
rect dat deze vrouw, moeder van zeven
kinderen, met verstand van zaken te
werk gaat. Zij en haar collega's heb
ben uiteindelijk het pleit gewonnen. Zij
hebben bereikt, wat velen als onbe
reikbaar beschouwden. Wij vergeten
hun arbeid en strijd zo licht, over
dankbaarheid wordt al niet meer ge
sproken. Daarom was het goed even
bij deze Leeuwardense vrouwenfiguur
stil te staan.
M. J. van Heemstra.