sStadcf¬en
blijft het paard
nog altijd
trouw
DIE WE ALLEK KENNEN'
15
Jacob Reen
Het paard mag zo langza
merhand in het drukke ver
keer van een stad als Leeu
warden een vrij zeldzame
verschijning geworden zijn,
helemaal uit het stadsbeeld
verdwijnt het stellig nooit.
Altijd zullen er wel enkele
mensen en bedrijven zijn,
die het paard blijven ge
bruiken voor hun werk.
Dat is de mening van de heer
Jacob Wiebe Reen, een stad
genoot, die we zeker allen ken
nen, want dagelijks rijdt deze
kleine man met de opvallend
gezonde hoogrode kleur op z n
paardenwagen door de stad
de volgende maand al twintig
jaar lang.
De heer Reen, die van zÜn
jongste jongensjaren af altijd
met paarden heeft omgegaan,
weet dus wat hij zegt en zijn
stem verraadt onmiskenbaar
een warme liefde, wanneer hij
zo spreekt over de kansen, die
het paard in de toekomst in het
drukke stadsverkeer heeft.
In tegenstelling met de ande
re stadgenoten, die we tot dus
ver in deze rubriek de revue
hebben laten passeren, heeft
de heer Reen zijn jeugdjaren
niet in Leeuwarden doorge
bracht. Zijn wieg heeft zelfs niet
hier gestaan en het is alleen
door z'n werk op straat, dat hij
een overbekende figuur in de
stad geworden is.
Hij werd negenenvijftig jaar ge
leden geboren in Sneek, waar
zijn vader „schipjager" was en
dus hetzelfde beroep uitoefende
als zijn zoon nu; zij het dan, dat
onze heer Reen al lang geen
goederen meer per schip ver
voert, terwijl de naam schip ja
ger met het ouderwetse vervoer
te water verdween en plaats
moest maken voor het on-Ne-
derlandse woord expediteur.
I.aatHte trekschuit
Hoewel hij dus nog niet tot de
ouden van dagen gerekend mag
worden, heeft de heer Reen
nog net de tijd meegemaakt
van het vrachtvervoer per
trekschuit en hij kan er zich
zelfs op beroemen de laatste
man te zijn geweest, die te
paard de lange weg van Sneek
naar Leeuwarden aflegde om
van hier een met aardappelen
geladen snikje langs de trekweg
naar de W aterpoortstad te
brengen.
Zijn vader had z'n hele leven
niet anders gedaan, maar op
z'n oude dag moest hij het nog
meemaken, dat de trekschuit
radicaal door de stoomboot
verdrongen werd. Dat moet,
voor wat het vrachtvervoer op
het traject tussen Leeuwarden
en Sneek betreft, vlak voor de
eerste wereldoorlog zijn ge
weest, want de heer Reen ju
nior was nog maar elf, toen hij
voor de laatste maal het paard
langs de trekweg mende.
Hij was dus beslist nog niet
oud, toen hij van school geno
men werd om in vaders bedrijf
de armen uit de mouwen te
steken, maar in die goeie ouwe
tijd kwam het vaker voor, dat
zelfs verantwoordelijke arbeid
in de handen van kinderen
werd gelegd.
Niet zonder trots vertelt de
heer Reen, dat hij, pas van
school, zelf al een schip aan
nam en op eigen houtje naar
Leeuwarden vertrok, omdat va
der niet thuis was en de zaken
toch door moesten gaan.
Het was overigens een hele on
derneming in die dagen om een
scheepsladinkje vracht van
Leeuwarden naar Frieslands
tweede veste vervoerd te krij
gen. De reis te paard, van Sneek
naar hier, gewoonlijk over de
binnenwegen, via Oosterwierum
en Weidum dus, nam nogal wat
tijd in beslag en de vaart met
het schip kon bij een krachtige
tegenwind zeker wel vier uren
duren.
Bovendien was het traditie, dat
voerman en paard halverwege,
bij de toen zo vermaarde water
en ijsherberg De Dille even de
benen strekten, waarbij de man
een kop koffie dronk en het
paard een groot stuk rogge
brood kreeg.
„Eenmaal hèt het weest"
weet de heer Reen zich te her
inneren „da'k morges om
twaalf uur met een zwaar skip
uut Sneek vertrok en toen woel
het su verskrikkelijk hard, da'k
pas om twaalf uur in Leeuwar
den kwam. Nog dezelfde nacht
gong ik op 't peerd weerom en
om drie uur kwam ik toen tuus.
En dat allemaal voor vijf gul
den, want dat was toen su onge
veer de pries, waarvoor je so'n
putsje annammen".
Soms ontmoette de trekschuit
van Reen uit Sneek halverwege
die van Niemendal, welke uit
Leeuwarden kwam en dan kon
het wel gebeuren, dat de heren
eenvoudig van schip verwissel
den, waardoor beiden een terug
reis-zonder-schuit uitspaarden.
Het passagiersvervoer per trek
schuit was toen al lang van de
baan en de beide mannen, die
in de tijd van de heer Reen het
jaagpad onderhielden, deden
dat alleen nog voor het steeds
schaarser wordende vervoer van
vracht. Ze waren door de ge
meenten aangesteld, sliepen de
hele week in een praam en kwa
men alleen in het weekend
thuis.
De een nam het stuk van Sneek
naar De Dille voor zijn reke
ning, de andere zorgde voor het
onderhoud van de trekweg tus
sen De Dille en onze stad. Ze
moeten het in het laatst even
wel niet gemakkelijk hebben
gehad, want door het zog van de
stoombootjes brokkelde het
jaagpad voortdurend af en ten
slotte sloegen er zelfs gaten in
de dijk.
Nadat de jonge Reen al een
keer of tien naar Leeuwarden
was geweest, moest hij zijn va
der op een kwade dag dan ook
melden, dat het zo niet langer
kon: het paard had al over de
kuilen en gaten heen moeten
springen.
Boer en sleper
Vader Reen schakelde toen
over op de sleperij, terwijl hij
ook wat koeien hield en zijn
zoon zowel in de sleperij als in
het boerenvak verder bekwaam
de.
Voor tal van bekende Sneker
bedrijven en ook voor particulie
ren verrichtten vader en zoon
Reen expeditiewerk („tot het
trouw- en liekrieden toe") maar
na zijn huwelijk was Jacob Reen
toch meer boer, dan sleper.
Hij betrok, midden in Sneek op
het bolwerk Het Kerkrecht te
genover de Westersingel, een
boerderij, die er, zij het ver
bouwd, nog steeds staat en
melkte zestien jaar lang de
koeien in z'n stal en in het ver
buiten de stad liggende land.
Naar leeuwarden
De oorlog, die het leven van zo
veel mensen grondig wijzigde,
bracht ook een verandering
voor het gezin Reen. Al in het
begin van de bezetting, toen de
boeren van de tien koeien een
aan de Duitsers moesten af
staan, gaf de heer Reen de brui
aan het boerenvak. Hij ging naar
Leeuwarden, vatte het oude
expeditiewerk weer op en ves
tigde zich met zijn bestel- en af-
haaldienst aan het Groot Scha-
vernek, merkwaardigerwijs net
als in Sneek tegenover de Wes
tersingel.
Dat was in de meimaand van
'41, zodat hij nu precies twin
tig jaar met paard en wagen
door de Leeuwarder straten
rijdt. In die tijd is hij voor alle
Leeuwarders een bekende fi
guur geworden, want de heer
Reen is iedere dag op pad en
vooral de laatste jaren valt een
paardenwagen als ouderwets
vervoermiddel wel in het oog.
Tientallen paarden zijn intussen
van de straat verdwenen en de
enige, die behalve de heer Reen
zelf, het sleperswerk nog uit
sluitend met paardentractie
verricht, is Willem van Wieren
van de Marsumerstraatweg. De
andere bekende expediteurs,
Niemendal, Poelsma en Zetstra
en Hiemstra hebben de meeste
paarden van de hand gedaan en
houden er nu nog maar enke-
le.
Tot die binnen afzienbare tijd
waarschijnlijk ook uit het stads
beeld verdwijnen, want langer
(Vervolg op pag. 16.)
Srw; j-s w