Noord- hi Zuidvliet Eens lagen nog dichter bij elkaar UIT GROOTMOEDERS ANSICHTENALBUM De ene kaart, met de molen erop, is om streeks de eeuwwisseling uitgegeven door Dijkstra's boekhandel, de andere is van een later datum en van een uitgever, die het nodig heeft gevonden z'n naam op de kaart af te drukken. Bij die molen ligt dus de Blauwebrug; de Wit- tebrug is de overspanning, die we vaag op de achtergrond van de andere kaart kunnen zien. Die molen tussen twee haakjes, is niet, zoals men zou kunnen denken, de Jonge Fenix, maar een houtzaagmolen, die even verder stond. De Jonge Fenix was een olie molen, die gestaan heeft bij Pietersburen in een tijd, waarin het Vliet door zijn nijver heid een bijzondere bekoring had. Hier immers waren lijm- en zoutziederijen, er waren scheepstimmerwerven, er was een tichelwerk, er was een pottenbakkerij, er is ook een wolspinnerij geweest en de Cicho- reibuurt doet ons er nog aan herinneren, dat er ook een chichoreifabriek is geweest. Maar die is al heel lang geleden door het vuur van een felle brand verwoest, net als die Jonge Fenix, die zelfs tweemaal tot de grond toe afbrandde, maar telkens uit z'n as herrees. Na de laatste brand brachten de eigenaars, de broers P. en H. van der Meulen, een for se gedenksteen in de muur van de molen aan, die aan deze rampen herinnerde. De molen is nu al lang verdwenen, maar die prachtige steen is er nog. Dat wil zeggen niet bij Pietersburen of bij het Vliet, maar in de Pijlsteeg, waar in 1929 een hele verzame ling gevelstenen in de muur van het Sint Anthony Gasthuis ingemetseld is. En ter plaatse blijft de herinnering aan de grote run molen bewaard door de naam van de buurt, die aan z'n voeten lag, want Pietersburen is naar een van die Van der Meulens ge noemd, naar Pieter Luitjens namelijk, een man, die nogal wat voor onze stad bete kend heeft. FENNO L. SCHOUSTRA. e bewoners van het Noordvliet en hun overburen van het Zuidvliet zullen moei lijk kunnen beweren, dat ze ver van el kaar verwijderd wonen. Maar er is een tijd geweest, dat beide buurten nóg dichter bij elkaar lagen dan nu. Niet dat de Vliet zelf een halve eeuw geleden aanzienlijk smal ler was, maar meer bruggetjes verbonden toen de beide buurten met elkaar, zodat de Vlietsters van beide kanten niet een heel eind hoefden om te lopen, om even bij elkaar aan te wippen. De Boomsbrug, aan het begin van het Vliet, is er altijd al geweest, maar verderop lagen tot voor een honderd jaar geleden drie trap jesbruggen, waarvan de Vlietsters altijd een druk gebruik hebben gemaakt. Dat waren de Wittebrug, die zich tussen de Tuinmans- steeg en de Haven over het water heen- boog, de Blauwebrug, die ongeveer ter hoog te van de Cichoreibuurt en de Noordvliet- straat lag en de Poppebrug, die weer ver derop, de verbinding vormde tussen het Noordvliet Slot en de nu geheel verdwenen Poppebuurt. Die Poppebrug en de Blauwebrug waren par ticulier bezit, maar de Wittebrug niet en de ze werd in 1861 dan ook geheel gemoderni seerd: de trapjes verdwenen en er kwam een ijzeren ophaalbrug voor in de plaats. Toen er precies tussen de Blauwe- en de Wittebruggen in een nieuwe brug over het Vliet werd geslagen, de Camminghaster- brug, die de Bote van Bolswertstraat met de nieuw aangelegde Bleeklaan ging verbin den, liet men zowel de Blauwe- als de Wit tebrug verdwijnen. Daarna zou als laatste van de drie de Poppebrug zich blijven hand haven tot het roemloos einde van de Poppe buurt toe. Dat einde kwam toen er een nieuwe centra le van het Provinciaal Electriciteits Bedrijf moest worden gebouwd. De krotten van de geheel vervallen Poppebuurt werden toen op geruimd, waardoor de Poppebrug zijn be stemming verloor, afgebroken werd en als laatste trapjesbrug van het Vliet verdween. Ook de herinnering aan deze bruggen heeft grootmoeder in haar ansichtenalbum be waard en al zijn de afbeeldingen ervan op haar oude prentbriefkaarten niet bijzonder duidelijk, toch kunnen we nog aardig zien, waar het Vliet vroeger zijn overgangen had.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1961 | | pagina 7