Onderlinge"
„Leeiiwar«ler
A
TWAALF LEEUWARDER BEDRIJVEN
7
lx. an onze lezers behoeven we niet uit te
leggen wat de afgekorte naam van een Leeu
warder bedrijf uit 1850 betekent. De „Leeuwar
der Onderlinge" is immers de brandwaarborg
maatschappij in onze gemeente. In tegenstelling
met de OBAS van 1815 (zie maart-nummer van
dit blad) werd deze verzekeringsmaatschappij
niet gesticht voor de bewoners van het boeren
land, maar wel speciaal voor hen die de stad
bewoonden. De aanleiding voor de stichting is
een fikse schrik voor alle Leeuwarders geweest.
In 1842 brak in de juli-, dus kermismaand, een
brand uit in de kraam van koopman Pronk,
„eene der fraaiste galanterie-kramen" op de
Langepijp en binnen 't half uur waren vieren
dertig kramen door het vuur verteerd en liepen
de herenhuizen ten noorden en zuiden van de
toenmalige markt gevaar ook door het vuur te
verdwijnen. Een paar maanden van te voren
had in Hamburg een geweldige brand gewoed,
die een kwart van de oude handelsstad ver
zwolg en iedereen dacht direct aan die ramp
toen hier de vlammen vrij spel hadden.
In 1950, bij het honderdjarig
bestaan van de Leeuwar
der Onderlinge"kreeg
de brandweer deze auto
spuit met ingebouwde
watertank (voor de mist-
spuit) ten geschenke.
De capaciteit is 2800 liter
per minuut, bij tachtig
meter opvoerhoogte.
Maar gelukkig was er een zeer goede (vrij
willige) brandweer, die de stad voor verdere
rampen heeft behoed. Die brandweer werd be
kostigd uit een stedelijke heffing en velen
waren hierover ontevreden, vooral omdat die
belasting steeds hoger werd. De stadsarchitect,
T. Romein, die tevens brandmeester was, is
toen aan het denken en rekenen geslagen en
hij kwam tot de ontdekking dat men in Leeu
warden verzekerd was bij maatschappijen van
buiten de stad, dat dit geld dus steeds de stad
uitging, dat men daarboven belasting betaalde
voor de brandweer en dat het dus veel goed
koper voor iedereen en veel beter voor het be
houd van het geld f n de stad zou zijn, wan
neer men zich verzekerde bij een lichaam dat
in Leeuwarden resideerde en werkte. En als
dan dat lichaam de kosten van de stadsbrand-
weer betaalde, was de zaak weer rond!
Tot op een cent had hij alles berekend, en in
derdaad is in 1850 een stedelijke brandwaar
borg maatschappij opgericht, wat voor die tijd
iets geheel nieuws was. Uiteindelijk werd het
een op zichzelf werkend lichaam dat niet aan
de gemeente of het gemeentebestuur verbonden
was en ook de brandweer werd niet uit de
gelden van de „Leeuwarder Onderlinge" bekos
tigd, daar dit tot de plichten van een stads
regering gerekend moet worden. Maar het
Deze handspuit dateert van omstreeks 1880
en heelt, met andere soortgelijke spuiten,
tot 1920 dienst gedaan. Bij volijverige
inspanning van de pompgasten kon dit
apparaat maximaal 500 liter per minuut
produceren. Maar dan moesten de mensen
elk kwartier worden vervangen
schone plan van T. Romein is tot op heden een
geslaagde onderneming gebleken te zijn.
Elke onderneming heeft in het begin moeilijk
heden ën tegenslagen, de zgn. kinderziekten.
Maar wat de uitkeringen betreft, zat het de
„Leeuwarder Onderlinge" de eerste drie jaar
geweldig mee: de totale schade bedroeg over
die periode.... 18 gulden en 8V2 cent!
Natuurlijk zijn er wel eens slechtere jaren ge
weest, zoals in 1858 toen een grote brand in de
kastenmakerij en het meubelmagazijn van
C. Woudstra aan de Nieuwestad maakte, dat
de uitgaven de inkomsten overtroffen. Voorts
bracht het nieuwe „Gazlicht" zoveel meer risi
co met zich mee, vooral voor de manufactuur
winkels, waar „de vele uiterste ligte en spoe
dig ontvlambare stoffen" die in de etalage
in de buurt van een gaslamp lagen of hingen,
een oorzaak van brand konden zijn. Het ko
ninklijk paleis aan het Hofplein, nu de woning
van de commissaris van de koningin, was in
1853 al bij de „Leeuwarder Onderlinge" ver
zekerd.
Een grote en de meest bekende brand van
Leeuwarden is geweest die van de kazerne in
I860; in het gemeente-archief hangt een schil
derij voorstellende het karkas van de kazerne
waarin de vlammen razen, de duizendkoppige
menigte die staat te kijken, de schuiten in de
Oostergrachtswal alles hel belicht door het
woeste vuur.
Ook bij de „Leeuwarder Onderlinge" was de
zetel in het begin ten huize van de secretaris
boekhouder en daardoor is men nogal eens ver
huisd: Sint Jacobsstraat 80, Arendstuin 41, Tui
nen 28, Bij de Put 12, Voorstreek 348, Bagijne-
straat 42, Nieuwestad 129. In 1914 kwam men
in het ons bekende gebouw, Eewal 59, dat in
1895 gebouwd werd voor de „Algemeene
Friesche", die nu in het Burmania-huis zetelt.
In 1956 werd het kantoor verbouwd en van
binnen geheel gemoderniseerd.
Toen de maatschappij vijftig jaar bestond, gaf
zij de gemeente Leeuwarden een som gelds om
handbrandspuiten voor te kopen en het bestuur
reed, na een goede maaltijd, per extra stoom
tram naar Sint Anna, een zeer bijzonder „uut-
sje", want die tram bestond nog maar nèt.
De geschenken aan de stad werden herhaald:
in 1910 een som voor aanschaf en verbetering
van slangen en materiaal, in 1919 voor twee
motorspuiten, bij het 75-jarig bestaan voor
brandweerkazerne en alarmsysteem, bij het 100-
jarig bestaan voor een nieuwe brandspuit.
In 1851 begon men met 302 deelnemers, vorig
jaar waren dat er 9905; het aanvangskapitaal
bedroeg 1.332.520, in '60 was dat 475.338.000.
Dat de mogelijkheden van verzekering ook met
hun tijd meegingen, spreekt van zelf, maar we
willen niet te technisch worden; daarover kan
men u beter bij de „Leeuwarder Onderlinge"
inlichten!
M. J. VAN HEEMSTRA