Leeuwarden
en het
Old Burger Weeshuis
15
C3veral in de wereld, de eeuwen door, deden
en doen mensen goede daden. Soms kent
iedereen hen of kent men hun naam. Soms
komen zij slechts een ogenblik voor het voet
licht, maar treden dan weer terug in de scha
duwen van het schouwtooneel, dat Leven
heet. Zo is het ook gegaan met de stichteres
van het OBW, Auck Petersdochter, echt
genote van Leeuwarden's burgervader Lieu-
we Lieuwes.
De Schieringers en de Vetkopers, zij hadden
elkaar bevochten, zowel in de provincie als
in onze hoofdstad. Zoals na elke krijg bleven
ook hier ouderloze, verwaarloosde kinderen
als slachtoffers achter. Auck Petersdochter
had zelf geen kinderen, maar trok zich het
lot aan van de „elendighe weskens" zoals zij
hen in haar testament noemt. Zij stichtte in
1534 een tehuis voor deze kinderen en haar
stichting bestaat nog heden ten dage!
In haar testament bepaalde zij dat acht of
tien kinderen opgenomen zouden worden, vier
voogden zouden over hen waken, een „be
waarster" zou voor hen zorgen. Zij kregen
eenvoudig eten, maar „die buck vol"; zij
moesten goed en warm gekleed gaan, zij ble
ven tot hun twaalfde of veertiende jaar in
huis. Aan de kinderen werd een handwerk
geleerd, waardoor zij later de kost konden
verdienen; zij kregen onderwijs in lezen en
schrijven, zij moesten de Tien Geboden en
het Onze Vader kunnen opzeggen. Zij moch
ten niet op straat rondlopen, er moest in huis
strenge tucht zijn.
Het eerst kwamen in aanmerking de kin
deren, die familie van Auck Petersdochter
waren en elk jaar zou op haar sterfdag van
de kansel worden voorgelezen, dat er voor die
kinderen plaats in het weeshuis was. Indien
er zich niemand van deze oproep meldde, kon
den andere kinderen opgenomen worden,
waarbij de kinderen der burgers van Leeu
warden het eerst genoemd werden.
Auck Peters had met haar man aan de
Hoeksterpoort gewoond, maar verwisselde
dit huis voor twee nieuwe huizen aan de
Weerd, zowat waar nu de Hofschool staat.
Het zag er daar toen heel anders uit dan he
den ten dage. Dat kunnen we zien op de
hierbij afgebeelde oude kaart van Leeuwar
den uit 1664. De ronding van de Weerd is
goed te herkennen. U ziet daar een gebouw
met een toren, dat was de stins waar later
het „Hof" uit voortgekomen is. Even ten zui
den daarvan waren de twee huisjes van
Auck. In een ervan werd het weeshuis ge
vestigd in het andere ging Auck zelf wonen.
Het tegenwoordige gebouw van het Old Burger Weeshuis aan de Nieuwestad.
Achter en voor de huisjes was water. Er
was een achterhuis, „hof en geboomte". Men
hield dan ook eigen koeien en varkens, er
waren later een „koufeint" en melkmeiden,
men had een bakker-brouwer in dienst toen
het aantal kinderen steeg. Want het bleef
niet bij het eerste kleine groepje. En geluk
kig ook niet bij de som, die de goede geef
ster legateerde, want die was al spoedig veel
te klein. Anderen volgden haar voorbeeld met
legaten en giften. Door het schenken van
geld of goederen aan het weeshuis kon een
persoon of een familie het recht van plaat
sing van weeskinderen verkrijgen en zo zien
we in de volgende eeuwen hoe testamentair
zulke rechten van de een op de ander over
gaan of bij toerbeurt door familieleden wor
den benut. Dat daaruit ook weer de nodige
moeilijkheden konden voortkomen bewijzen
de oude archiefstukken.
Op een gegeven moment werd een „voogdes"
genoemd, terwijl deze toch niet bij testament
was aangewezen. Maar de vier voogden, die
het werk na de dood van de stichtster voort
zetten, zaten waarschijnlijk al spoedig met
de handen in 't haar bij de verzorging en op
voeding van kleine kinderen en voorlopig
werden hun echtgenoten dan ook als voogdes
in het werk betrokken. Ook het huis werd
veel te klein, er moest dus gebouwd wor
den en daarvoor moest weer geld zijn. Dat dit
alles voor elkaar kwam zullen we de volgen
de maand in woord en beeld aantonen.
M. J. van Heemstra.