Wat zou
Leeuwarden nou
zonder zijn grachten zijn?
Babbeltjes
op de brug
f3e kronkelige grachtjes, welke Leeuwarden doorsnijden als de
draden het web van een spin, vormen misschien wel de grootste
attractie voor de doorsnee-toerist, die deze stad bezoekt. Het gezicht
van een rijtje huizen, dat zich spiegelt in het stille en nauwelijks door
de wind beroerde water van een smalle binnengracht, moet wel een
diepe indruk maken op wie zelf in een stad zonder water woont.
Wat, zo mogen we ons dan ook afvragen, zou Leeuwarden zijn,
wanneer het die grachten en grachtjes miste, wanneer het geen water
meer had, wanneer de Langepijp overbodig zou zijn en de Brolspijp
niet meer een cirkel zou kunnen trekken in de spiegelende vlakte
beneden zich.
Vaak is er een vergelijking gemaakt tussen de waterrijkdom van
Leeuwarden en die van het Belgische Brugge, dat door z'n schoonheid
een wereldreputatie heeft. Wie dit Brugge uit eigen aanschouwing
kent, weet echter, dat dit overdreven is. Leeuwarden kan zich beslist
niet meten met de prachtige gevels en grachten in deze Belgische
stad. En toch
En toch heeft Leeuwarden door die grachten, door dat water een
aparte bekoring, die men zal moeten missen in heel veel andere
steden in Nederland. Dat diezelfde grachten nu nog tekortschieten
in het leveren van een bijdrage aan een frisse atmosfeer in de binnen
stad, moet ernstig worden betreurd, maar dat dit bezwaar in geen
verhouding kan staan tot de betekenis van de grachten voor de stad,
zal iedere Leeuwarder met enig gevoel voor stedeschoon toch wel
duidelijk moeten zijn.
Laten we in dit en hiernavolgende babbel-
tjes-op-de-brug nu eens zien, hoe deze en
ook hoe al lang verdwenen grachtjes inder
tijd zijn ontstaan en laten we ons ook eens
verdiepen in de geschiedenis van de tien
tallen bruggen in de stad en van de vele, ve
le tientallen waterovergangen, die Leeuwar
den vroeger heeft gehad.
Wanneer we iets willen weten van het ont
staan van de eerste bruggen in het oude
Leeuwarden, zullen we een enorme stapel
kalenders aan de kant moeten leggen. Want
zevenhonderd jaar geleden lagen er al twee
zeesluizen op de plaats, waar wij nu wonen
en met hun dubbele functie van waterkering
en waterovergang konden ze beschouwd
worden als de voorlopers van wat later de
bruggen werden. Men acht het althans zeer
waarschijnlijk, dat ze er lagen, want bewe
zen is het nooit, hoewel latere vondsten wel
in die richting wijzen.
Leeuwarden lag toen nog aan de Middelzee,
die eens door het hart van Friesland stroom
de en zich waarschijnlijk wel tot Sneek en
Bolsward heeft uitgestrekt. De oostelijke oe
ver van deze Middelzee liep dwars door het
(huidige) Leeuwarden en de straat, die wij
zeven eeuwen later! nog altijd als
„dijk" aanduiden de Wirdumerdijk
vormde toen inderdaad de zeedijk.
Het gezicht van een rijtje huizen, dat zich spiegelt in het stille
en nauwelijks
binnengracht
Aan het eind van deze zeedijk, waar nu het
Naauw de Sint Jacobsstraat raakt, was een
van die twee sluizen, een eind verder, op de
plaats, waar nu de Sint Jacobsstraat ophoudt
en het Gouverneursplein begint, was de
tweede sluis.
Daar ongeveer hield de Middelzee ook op,
of beter gezegd, een inham ervan, want de
zee zelf liep langs de zeedijk, die nu de
noordzijde van de Nieuwestad is, eerst het
westen en voorbij het Burmaniahuis, langs
de Stienserdijk, verder het noorden in.
Bij die sluizen nu kwamen de twee hoofdstro
men van Oostergo in de Middelzee uit: de
Ee stroomde van Camstraburen zuidwaarts
door de Arendstuin naar de Eewal, de Vliet,
of „het" Vliet, zoals wij gewoon zijn te zeg
gen, stroomde en stroomt nog steeds langs
«MmstmM
j
411W Wiikv, jf
Jwc ïtii®
Op dit kaartje van
de oude Middelzee
situeerde stadsarchi
varis Wopke Eekhoii
twee zeesluizen,
een bij het begin
van de (huidige)
Sint Jacobsstraat
en een op de plaats,
waar nu het
Gouverneursplein ligt.
door de wind beroerde water van een smalle
de Tuinen en de Voorstreek naar het Naauw,
waar het dus de zee bereikte op de plaats,
waar nu de Tontjepijp ligt.
Waarschijnlijk zijn er van beide sluizen in
later tijden sporen in de grond gevonden.
In het begin van de negentiende eeuw stuit
ten arbeiders bij het graven van een put
onder enkele huizen aan de noordkant van
het Hofplein op een diepte van drie meter
op twee rijen eiken palen, die met tussen
ruimten van ongeveer zeven meter tegen
over elkaar stonden. In de moerassige grond
er omheen vonden de mannen schelpen, zee
wier en ook nog mest van vee.
Ook op andere plaatsen in de stad hebben
de Middelzee, de Ee en het Vliet voor de
bewoners in later eeuwen interessante sporen
nagelaten. Zo is er bijvoorbeeld een stuk
van een schip met het geraamte van een
paard gevonden bij het graven van een gat
aan de Nieuweburen en ook bij het delven
van een put in de Speelmanstraat gaf de
grond het geheim van een gezonken scheep
je prijs. Verder vond men in dezelfde straat
tanden, die waarschijnlijk aan zeehonden
hadden toebehoord.
En toen, honderdvijftig jaar geleden, het
huis op de Nieuwestad ten westen van De
Witte Beer werd gebouwd, stuitten de bou
wers op een diepte van drie meter op een
laag gave zeeschelpen, die aan de kant
gegooid bleek te rusten op een vlak en
hard strand.
Dat moeten dus schelpen zijn geweest, die
vijf eeuwen eerder door de golfslag van de
Middelzee waren aangevoerd, want toen on
ze verre voorouders de vijftiende eeuw in
gingen, was de oude Middelzee al dichtge-
slibt en restte er van de zee zelf niets meer
dan de Nieuwlandsvaart de gracht, die
er vandaag nog is en die de Nieuwestad in
twee stukken snijdt.
FENNO L. SCHOUSTRA.