en werkelijkheid uóie DRIE DAGEN GOOCHELAARS IN LEEUWARDEN Losse ringen gaan in de doos een ketting komt uit de doos te voorschijn! Een actieioto van het Nationaal Congres voor de Goochelkunst. Cor de Groot en zijn assistente Monique vfonnen de tweede prijs. Dit was geen goochelkunstje, maar toch is er verwantschap. Want de goochelaar moet ergens falen om met „gewone" middelen het wonder te verrichten. Zijn falen blijft nochtans onopgemerkt, om dat het niet logisch in de rij zijner handelingen past. Een groot goochelaar is een man, die de illusie zo overtuigend tot leven brengt, dat zij volledig voor de werkelijkheid in de plaats treedt. Ook op straat werd gegoocheld. Dit is een griezelige scène van de demonstratie op het Zaailand, waarbij men ernstig moest vrezen, dat het hoold van de dame in vele richtingen zou worden doorboord door de zwaarden. Na het experiment bleek het echter geheel onbeschadigd te zijn en dat was een hele geruststelling voor het talrijke publiek. handelingen, die schijnbaar in een bepaalde richting voeren, maar ten slotte op iets onmogelijks uitlopen. Het merkwaardige is, dat deze reeks handelingen niet volledig uitgevoerd hoeft te worden, maar rustig kan worden onderbroken. Het publiek ziet het hiaat niet, wanneer het de logica van de handeling niet doorbreekt. Het publiek ziet met de ogen, maar neemt waar met de ogen plus verstand. Dat verstand koppelt de losse waarnemingsfeiten aan een en is bereid over hiaten heen te springen. Die denkt men er bij en het gekke is, dat men ook meent het ontbrekende gezien te hebben. Het zou flauw zijn dit nader toe te lichten aan de hand van een ons toevallig bekend geworden goochelnummer. Maar we komen ook tot ons doel langs een heel andere weg. Jaren geleden heeft een Duits geïllustreerd tijdschrift eens het volgende „grapje" uit gehaald. Men liet over een druk plein een auto rijden, die plot seling met gierende remmen stopte. Een fietser uit een zijstraat reed tot voor de auto en liet zich daar vallen. Alles was goed ingestudeerd. De auto stopte plotseling, de fietser viel vlak daar voor. Maar de val van de fietser en het stoppen van de auto hadden niets met elkaar te maken. En toen men de ooggetuigen vroeg wat zij hadden gezien, bleek iedereen bereid te zijn te ver klaren, dat de fietser door de auto was geraakt. Dat was een logische conclusie, maar geen eigen waarneming, omdat de aanrijding niet was gebeurd. Schijnbaar was de wet van oorzaak en gevolg hier van toepassing en de getuigen hadden de oorzaak „gezien", al was alleen het pseudo-gevolg aanwezig. Wij hebben drie dagen tegen goochelaars aangekeken. Dat was op 25, 26 en 27 mei in de Harmonie, toen hier het Nationaal Congres voor de Goochelkunst werd ge houden. Er waren enige honderden actieve en passieve goochelaars en ze hebben met elkaar kostelijke dagen in Leeuwarden gehad. Na afloop werden de Leeuwarder or ganisatoren uitbundig geprezen voor de manier waarop ze dit feest in elkaar hadden gezet. Wij sluiten ons bij deze uitingen van lof aan en u mag best weten wie deze organisatie hadden verzorgd. Het waren de heren H. Ryp- kema, C. D. Oeloff, S. Werkhoven, J. Barendsma, Joh. Werkhoven, W. Remy en H. W. Keikes. Wij hebben dus drie dagen tegen goochelaars aangekeken en na afloop is ons veelvuldig gevraagd of we de kunst inmiddels had den afgekeken. Dat was niet het geval en ook niet de bedoeling. Misschien was met wat inspanning en list veel begrijpelijk gewor den van wat nu een raadsel is gebleven, maar dat zou eigenlijk niet eens zo aardig zijn geweest. Als leek wenst men het wonder te zien en in het wonder te geloven. Welke zin heeft het deze illusie door kennis van zaken te vervangen? En toch. Wanneer men drie dagen naar goochelaars kijkt, dan gaat de onbevangenheid iets afslijten. Men begint af en toe iets dóór te krijgen en wanneer het zover is, dan komt een ander soort verbazing in de plaats van die over het wonder. Dat is de verbazing over ons gebrekkig waarnemingsvermogen. Wat zien wij, wanneer de goochelaar aan het werk is? Een reeks *a

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1962 | | pagina 19